Hoe hoger het niveau in het amateurvoetbal, hoe slechter de financiën
Hoe hoger een amateurclub speelt, hoe slechter de voetbalclub er financieel voorstaat. Dat blijkt uit een onderzoek van Stichting Waarborgfonds Sport, dat de financiële situatie van bijna driehonderd voetbalclubs heeft doorgelicht.
De problemen komen voornamelijk door de hoge kosten van trainers en spelers. Een op de vijf clubs die in de drie hoogste amateurklassen (de tweede en derde divisie, of in de hoofdklasse) spelen, heeft betalingsproblemen. In de klassen daaronder gaat het om een op de zeventien.
Voetbalclubs willen zelf graag promoveren naar een hoger niveau, maar de onderzoekers vragen zich af of dit financieel gezien wel verstandig is.
Fors betaald
"Het is dagelijkse kost dat spelers en trainers ook bij amateurclubs fors worden betaald", zegt Dick Zeegers, directeur van het Waarborgfonds Sport, in het NOS Radio 1 Journaal na een artikel in De Telegraaf. "Je ziet wel dat er op hoog niveau meer inkomsten zijn door sponsors en uit de kantine. Maar die wegen niet op tegen de uitgaven aan personeel. Dat is een scheve verhouding."
Het stoort Zeegers dat er vaak sprake is van transfers. "Dan zie je dat er twaalf nieuwe spelers komen. We hebben het hier over amateurvoetbal en niet over profvoetbal, voor alle duidelijkheid."
De Gelderse amateurclub FC Lienden weet daar alles van. In 2014 en 2015 werd de club kampioen in de toenmalige topklasse zondag, toen het hoogste amateurniveau. In 2015 werd ook nog eens de algehele amateurtitel gepakt.
"Daarna vertrokken er tien spelers naar clubs als IJsselmeervogels en Spakenburg. Daar zit namelijk meer geld", zegt Nico Wagenvoort, die jaren een van de belangrijkste geldschieters was van de club.
'Financiële gekte'
Een jaar later verving de KNVB de topklasse zondag voor de tweede divisie, waarmee Lienden in een landelijke competitie terechtkwam. Langzaam zakte de club weg.
Afgelopen december stopte Wagenvoort met zijn collega-geldschieter Adrie Timmer abrupt de geldstroom. Ze vonden het niet langer verantwoord om mee te gaan "in de financiële gekte", schreven ze op de clubsite.
Lienden was simpelweg te klein om te concurreren met de grote amateurclubs in de tweede divisie. "Een speler verdient bij een grote club als Katwijk gemiddeld 35.000 euro. Met uitschieters tot misschien wel 60.000 euro. Daarin konden en wilden wij niet mee. Ons achterland is simpelweg te klein", aldus Wagenvoort.
Daarnaast waren eisen die de KNVB stelde aan een club uit een plaats van nog geen 6000 inwoners te gortig. "Als het gaat om bijvoorbeeld de jeugdopleiding zijn we al blij als we drie F-teams op de been krijgen in zo'n klein dorp", legt Wagenvoort uit.
Volgens hem kan de KNVB wat meer maatwerk toepassen als het gaat om de kleinere amateurclubs. Hoewel hij niet denkt dat een club als Lienden ooit nog algeheel amateurkampioen wordt.
Terug naar de basis
Naast Lienden hebben recent bijvoorbeeld voetbalclubs als JVC Cuijk en LAC Frisia de afgelopen tijd flink gesneden in de kosten van het eerste team. JVC Cuijk speelde bijvoorbeeld in de derde divisie, maar vanwege een begrotingstekort werd dat team gestopt. Het hoogste team van die club speelt nu in de derde klasse, vier klassen lager.
"Er zijn ook clubs die stoppen met het betalen van spelers van het eerste elftal", zegt directeur Zeegers van het Waarborgfonds Sport. "Die zeggen: we gaan terug naar de basis."
Zeegers zegt dat de KNVB een belangrijke rol heeft om dit beter te laten verlopen. De voetbalbond laat in een reactie weten dat er meer toezicht op financiën komt.