Zorgen over 'wildgroei' van gezondheidsapps: 'Er is veel zooi op de markt'
Rebecca van Dam
redacteur Online
Rebecca van Dam
redacteur Online
Je gebroken vinger controleren, een hartfilmpje maken of je bloedwaarden meten en doorgeven, het kan tegenwoordig allemaal via de app. Steeds meer artsen en patiënten maken gebruik van die mogelijkheid. Dat ontlast de zorg en patiënt, maar tegelijkertijd hebben deskundigen zorgen over de veiligheid. "Er is heel veel zooi op de markt, zonder onderbouwing. En dat geeft een risico", zegt Lilian Lechner, hoogleraar gezondheidspsychologie.
Patiënten nemen steeds meer medische handelingen op zich die eerder door de arts of huisarts gedaan werden. Zo hoeven patiënten voor sommige botbreuken in het OLVG in Amsterdam sinds afgelopen week niet terug te komen voor standaard controlebezoek en een röntgenfoto. Ze kunnen met behulp van een app zelf de rest van de medische handelingen verrichten.
Voor Angela de Rooij van Diabetesvereniging Nederland zijn de huidige digitale mogelijkheden een uitkomst. Ze maakt gebruik van een bloedglucosemeter die via bluetooth gegevens naar een app stuurt. Ze stuurt haar gegevens door naar haar arts, en hoeft alleen te komen als er afwijkende waarden zijn.
Dat was wel anders: "Normaal moest ik vier keer per jaar op consult", zegt ze. "Zo'n consult bestaat uit bloedprikken, een gesprek met de praktijkondersteuner en een gesprek met de huisarts. Dat kost je dus 2 uur, en als de afspraak niet op je vrije dag kan plaatsvinden, moet je vrij nemen van je werk."
Cardioloog Igor Tulevski is enthousiast over de nieuwe mogelijkheden. "Het thuis meten van biodata zegt meer dan bij de dokter. Het aantal metingen is groter, waardoor je continue informatie hebt als dat nodig is. Dat geeft een veel betrouwbaarder beeld. Stuur me de juiste data, dan hoef je niet te komen."
De keerzijde
In de App Store en in de Play Store zijn inmiddels ruim 350.000 gezondheidsapps te vinden. Er is ook een keerzijde aan die populariteit. Die keerzijde kent De Rooij vanuit haar werk voor de Diabetes Vereniging Nederland ook. Zowel zorgverleners als patiënten stellen vragen aan de verenging over de kwaliteit van die apps.
"Er is gewoon onvoldoende over nagedacht," zegt De Rooij. "Er is al veel wantrouwen over de kwaliteit van die metingen, het zou goed zijn als er dus een duidelijk keurmerk komt."
Want je glucose of bloeddruk meten, is een heel ander verhaal dan met een stappenteller je stappen meten, benadrukt ze. "Als een stappenteller honderd stappen ernaast zit, heeft dat geen gevolgen. Als je glucosewaarden niet goed zijn, wél."
Wildgroei aan mogelijkheden
Ook Niels Chavannes, huisarts en hoogleraar eHealth-toepassingen, ziet dat er geen instantie is die aangeeft welke apps betrouwbaar zijn en gebruikt kunnen worden. "Dat is een groot probleem, omdat er een wildgroei is aan mogelijkheden. Bovendien is een app een hulpmiddel, geen medicijn waar wel strengere wetgeving voor is."
Tegen de tijd dat er conclusies zijn, is de techniek je alweer ver voorbij gehold.
Chavannes richtte het National eHealth Living Lab (NeLL) op met onder meer een testcentrum voor apps op smartphones. "Heel veel apps die gaan over bijvoorbeeld diagnostiek, zijn nog niet onderzocht. Daarnaast is het ook niet zeker of het voor acute situaties werkt."
Samen met andere deskundigen pleit hoogleraar Lechner daarom voor heldere richtlijnen over wanneer een app ook echt betrouwbaar is. "Nu rennen beleid en wetgeving achter de techniek aan, die voortdurend in beweging is. Gedegen onderzoek naar een nieuwe toepassing duurt al gauw 3 à 4 jaar. Tegen de tijd dat er conclusies zijn, is de techniek je alweer ver voorbij gehold."
Tijdsbesparing
Over het 'voorschrijven' van een app moet niet te makkelijk worden gedacht, vindt Lechner: "Het is een trend dat er heel veel wordt teruggelegd bij de patiënt. Zelfzorg, zelfmanagement, allemaal mooie initiatieven. Essentieel is dat de patiënt goed voorbereid aan de slag gaat met de app, dat hij de vaardigheden heeft om die op de juiste manier te gebruiken."
Techniek is daarin een middel, geen doel, vindt Lechner. "Je kunt niet zeggen: 'Hier heb je een app, dan kom je er wel uit'. Er zijn altijd mensen, bijvoorbeeld laaggeletterden en ouderen, die dat niet kunnen en begeleid moeten worden."
Toch zijn deze toepassingen noodzakelijk, meent Tulevski. "In deze tijd van toenemende vergrijzing, is er steeds meer behoefte aan zorg. Maar we hebben niet eindeloos veel tijd en geld. Tegelijk willen chronisch zieken geen dingen als ziekenhuisbezoeken doen, terwijl ze hetzelfde vanuit hun luie stoel kunnen doen."
Wordt dokter data-analist?
De ontwikkelingen vragen om veranderingen in de zorg, zegt Chavannes. "In plaats van de patiënt telkens zelf te meten, moet een deel van het personeel worden opgeleid om goed te monitoren."
"Ik voel me zeker geen data-analist, integendeel. Alles is door het systeem al uitgekauwd en geanalyseerd. Ik hoef alleen maar naar de feiten te kijken," zegt Tulevski.
Naast dat eHealth potentieel kosten bespaart, kan het een gunstig effect hebben op persoonlijk contact met de patiënt, ziet Chavannes: "Zo zien we bijvoorbeeld bij telecardiologie, waar de patiënt en de verpleegkundige beeldbellen, dat mensen zich juist meer gezien voelen en zich daardoor openhartiger opstellen. Ze praten met de verpleegkundige over seksuologische problemen, over wanneer weer mogen autorijden, dingen die in de dokterskamer vaak niet aan bod komen."
Ook Tulevski ervaart dat hij zijn patiënten juist meer aandacht kan geven: "Het is frustrerend als je als patiënt op controle moet komen, om te vertellen dat je nu geen klachten hebt. Chronische patiënten zien we nu alleen als ze klachten hebben, dan is die behoefte er. Daardoor kan ik nu 10.000 patiënten in de gaten houden, tegenover 30 eerder. En die 30 per dag kan ik dan ook echt de nodige aandacht geven."