Werk in Nederlands paviljoen Venetië 'laat zien waar we staan met de kunst'
Guilliano Payne
Guilliano Payne
In Venetië begint vandaag de 58e Biënnale. Nederland wordt op het kunstevenement vertegenwoordigd door de Amsterdamse kunstenaars Iris Kensmil en Remy Jungerman; minister Van Engelshoven van Cultuur woont vanmiddag de opening van het Nederlands paviljoen bij.
De Biënnale is een tweejaarlijkse kunstmanifestatie waar verschillende landen bijzondere objecten en kunstwerken laten zien. Samen met curator Benno Tempel hebben Kensmil en Jungerman een jaar lang gewerkt aan een tentoonstelling voor de Biënnale van Venetië: The Measurements of Presence.
Zo ziet de tentoonstellingszaal eruit:
Iris Kensmil, die kunstwerken maakt vanuit een zwart feministisch perspectief, kijkt erg uit naar hoe mensen zullen reageren op haar werk. "Mijn werk berust op mijn eigen belevingswereld", vertelt ze. "De zwarte emancipatie krijgt een grote rol in mijn kunst, omdat dat dat stemmen zijn die lang niet zijn gehoord."
Omdat Kensmil niet veel rolmodellen had toen zij begon in de kunst, vindt ze het positief om te zien dat de kunstwereld diverser wordt en dat er meer plek is voor andere verhalen. Volgens kunstjournalist Ko van 't Hek laat Nederland met deze inzending zien waar we hier staan met de kunst. "We zijn als samenleving meer bezig met onze identiteit."
Kensmil laat zich volgens het Mondriaanfonds, dat de inzendingen koos, vooral inspireren door modernistische kunstenaars als Malevich en Mondriaan, maar Stanley Brouwn ziet zij ook als een inspiratiebron.
Verbinden
Remy Jungerman, die ooit een goede baan bij een telecommunicatiebedrijf in Suriname opgaf om de kunst in te gaan, zegt dat de Biënnale voor kunstenaars een goede manier is om je internationaal op de kaart te zetten. Met zijn werken Promise IV en Visiting Deities, verbindt hij Afrika en het Amerikaanse continent met elkaar. Door met verschillende patronen en kleuren te werken uit de Marroncultuur in Suriname, geeft hij een gezicht aan deze bevolkingsgroep die Afrikaanse geometrie naar 'de Nieuwe Wereld' heeft gebracht.
Op de Biënnale is het voor hem mogelijk om, zoals hij het zegt, de eenzijdigheid van hoe mensen naar kunst kijken te laten zien. "Er zitten veel parallellen tussen Afrikaanse kunstvormen en grote westerse kunstvormen. Daar is nooit oog voor geweest. Ik put heel veel inspiratie uit het modernisme, vanuit een Afrikaans perspectief. Daarmee onderscheid ik mij van veel andere kunstenaars die vanuit het modernisme putten uit bijvoorbeeld Afrika of andere continenten."
Hoewel er op de Biënnale een prijs te vergeven is, ziet Jungerman het tweejaarlijkse kunstevenement niet als een competitie tussen landen. Hij vindt het belangrijker dat zijn werk wordt opgepikt. Hiermee krijgt hij een groot podium om zijn kunst aan de wereld te laten zien. Het gaat bij beeldende kunst volgens hem dan ook niet om wie de beste is.
Van 't Hek is het daarmee eens. "De Biënnale zou je met het WK kunnen vergelijken, maar dan zonder winnaars. Kunst is namelijk geen wedstrijd. Elk land laat zien wat zij in huis heeft."
De kunstjournalist is erg enthousiast over de tentoonstelling The Measurements of Presence. Volgens hem wordt hiermee een signaal afgegeven dat ook dit soort verhalen deel zijn van ons gezamenlijke gemeengoed. "Musea zijn steeds meer bezig met het vertellen van verhalen die jarenlang ontkend zijn."