Lukt het vluchtelingen om hier een baan te vinden? Dit zijn de cijfers
Hoe vergaat het de vluchtelingen die de afgelopen tijd een verblijfsvergunning kregen? Lukt het mensen die nu een aantal jaar in Nederland zijn, om een baan te vinden? En wat zijn hun toekomstperspectieven op de arbeidsmarkt?
Drie vragen waarop onderzoeken nu de eerste antwoorden geven. Die laten namelijk zien dat naarmate vluchtelingen langer hier zijn, het percentage werkenden steeds verder oploopt. Maar het blijft wel onder het niveau van de Nederlandse bevolking als geheel.
Hoe dat precies zit en wat er gedaan wordt om meer vluchtelingen aan werk te helpen, wordt duidelijk in dit artikel.
Eerst inburgeren, dan werk zoeken
Vanaf 2014 zijn er meer asielzoekers naar Nederland gekomen dan de jaren daarvoor. Vooral veel Syriërs, die de burgeroorlog ontvluchten. Maar ook bijvoorbeeld mensen uit Eritrea, een land dat een dictatoriaal regime heeft.
Zodra deze vluchtelingen een verblijfsvergunning hebben en dus statushouder zijn, mogen ze in Nederland werken. Sommigen werken meteen, maar de meesten nog niet: na twee jaar is 7 procent van de vluchtelingen tussen de 18 en 64 jaar die in 2014 een verblijfsvergunning kregen aan het werk.
Vluchtelingen zijn als ze net in Nederland komen vooral nog bezig met de verplichte inburgering. Het inburgeringsexamen moet binnen drie jaar worden gehaald. Veruit de meesten ontvangen in die eerste jaren tijdens de inburgering dan ook een bijstandsuitkering.
Geen sollicitatieplicht
Het geld voor de cursus en het examen kan worden geleend. Slagen de statushouders binnen drie jaar, dan wordt die lening kwijtgescholden. Slagen ze niet op tijd, dan moeten ze de lening terugbetalen en krijgen ze ook een boete.
Toch werkt een klein deel van de statushouders dus al tijdens de inburgering. Aan die inburgering zijn ze een paar dagen per week kwijt, er blijft dus wel wat tijd over om te werken. Ze hebben meestal geen sollicitatieplicht, omdat ze nog bezig zijn met de verplichte inburgering.
Het percentage werkenden stijgt na 3,5 jaar naar 26 procent, blijkt uit de nieuwste cijfers van het CBS. Mensen zijn dan in principe dus net klaar met hun inburgering. Het gaat meestal niet om voltijdsbanen. Van de werkende vluchtelingen die vanaf 2014 een verblijfsvergunning kregen heeft 81 procent een deeltijdbaan, aldus het CBS. Ook gaat het vaak, in 89 procent van de gevallen, om een tijdelijk contract.
Dat werk is dan ook niet altijd genoeg om van rond te komen. Een flink deel van de werkende statushouders heeft dan ook nog een aanvullende bijstandsuitkering.
Van deze groep uit 2014 gaan de meest recente cijfers tot 3,5 jaar na verkrijgen van hun verblijfsvergunning. Om te bekijken hoe het vluchtelingen op de arbeidsmarkt vergaat als ze langer hier zijn, moeten we dus kijken naar vluchtelingen die al eerder naar Nederland kwamen.
Andere vluchtelingen, andere omstandigheden
Of het de Syriërs en Eritreeërs van nu de komende jaren hetzelfde zal vergaan als bijvoorbeeld de Irakezen en Afghanen die eerder naar Nederland kwamen, is natuurlijk niet te zeggen. "De economie staat er nu anders voor", zegt Martijn van der Linden van VluchtelingenWerk Nederland. "En het gaat om andere vluchtelingen, uit andere culturen, met een ander opleidingsniveau of werkachtergrond, die in een ander inburgerings- en integratiebeleid terecht zijn gekomen."
Een voorbeeld: van de Afghanen die in 2014 een verblijfsvergunning kregen, heeft na 3,5 jaar al 35 procent werk, meer dus dan het gemiddelde van 26 procent. "Dat lijkt vooral te komen doordat er al Afghanen in Nederland wonen die eerder kwamen. Zij hebben een beter uitgangspunt door dit netwerk van Afghanen, die destijds veel meer zelf het wiel moesten uitvinden", aldus Van der Linden.
Met dat in het achterhoofd, blijkt wel dat het percentage werkenden in de loop der jaren verder steeg onder eerdere vluchtelingen.
Onderzoek van het CBS en Regioplan liet zien dat in 2013 van de vluchtelingen die hier toen vijf jaar waren 42 procent werkte. Van de mensen die hier tien jaar waren, was dat 50 procent. Daarbij ging het om mensen tussen de 15 en 64. Dat is nog altijd wel fors minder dan het percentage werkenden onder inwoners zonder een migratie-achtergrond. Van hen werkte toen 74 procent. Dat vluchtelingen minder vaak werk hebben komt volgens Kennisplatform Integratie & Samenleving door de volgende zaken:
- een taalachterstand
- mentale of fysieke gezondheidsproblemen door vluchtgeschiedenis
- geen opleiding/diploma voor werk in Nederland
- een kleiner sociaal netwerk
- onbekendheid en vooroordelen bij werkgevers
Groot verschil tussen wel of geen diploma
Uit onderzoek van het WODC en SCP blijkt dat statushouders die een diploma in Nederland wisten te behalen, veel vaker een baan hadden dan statushouders zonder Nederlands diploma.
Van statushouders zonder Nederlands diploma had na tien jaar verblijf namelijk 56 procent werk. Van statushouders met Nederlands diploma had 86 procent een baan. Het ging daarbij om vluchtelingen die zich tussen 1995 en 1999 in Nederland vestigden en bij aankomst tussen de 18 en 40 waren. Vluchtelingen met een diploma hadden dus ongeveer even vaak werk als de rest van de Nederlandse bevolking. Wel is het zo dat maar een klein deel van de statushouders, zo'n 8 procent, hier een diploma behaalde.
Ook voor nieuwere statushouders, die sinds 2014 naar Nederland kwamen, is het moeilijk om hier een diploma te halen. Dat komt onder meer door het huidige inburgeringsstelsel.
"De aansluiting tussen inburgering en onderwijs is nu niet zo goed", zegt Linda Bakker, die het SCP-onderzoek deed naar vluchtelingen met en zonder diploma en nu werkt bij adviesbureau Significant. "Aan het eind van hun verplichte inburgering hebben mensen meestal taalniveau A2 behaald. En voor bijvoorbeeld een mbo-opleiding heb je een hoger taalniveau nodig, minimaal B1."
In het nieuwe inburgeringsstelsel, dat in 2021 ingaat, moet dat veranderen. "Als onderdeel van de inburgering kan je dan een zogeheten onderwijsroute doen", zegt Bakker. "Je komt daardoor sneller op een hoger taalniveau, waardoor het makkelijker moet worden om door te stromen naar een opleiding."
Meer veranderingen
Vanaf 2021 verandert er nog meer bij de inburgering. Gemeenten beginnen dan zo vroeg mogelijk met de integratie en participatie van statushouders. Als ze nog in het asielzoekerscentrum zitten, moeten ze al een intake krijgen. Die moet inzicht geven in hun uitgangspositie en ontwikkelmogelijkheden.
En voor dit en volgend jaar krijgen gemeenten al 40 miljoen extra van de rijksoverheid. "Met dit extra geld kunnen gemeenten de huidige groep inburgeraars alvast beter begeleiden naar een hoger taalniveau en daarmee een betere kans op werk", aldus minister Koolmees van Sociale Zaken.
Gemeenten doen al meer
Om de baankansen van statushouders te verbeteren, beginnen gemeenten al eerder met begeleiding naar werk en wachten ze minder vaak tot na de inburgering. In 2016 begon 37 procent van de gemeenten met werkbegeleiding zodra een statushouder zich in de gemeente vestigde. In 2017 steeg dat naar 62 procent, in 2018 naar 75 procent.
Hussam Al Ghazali stopte in Syrië met het ontwerpen en maken van bruidsjurken. De burgeroorlog dwong hem daartoe. Nu pakt hij de draad weer op, als statushouder in Leiden:
Volgens Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) leidt snel beginnen tot meer succes. "Eerder vonden gemeenten dat zij te weinig wisten over de achtergrond en mogelijkheden van statushouders om hen goed richting de arbeidsmarkt te begeleiden, nu werken zij veelal met uitgebreide intakes." Nu heeft inmiddels het grootste deel van de gemeenten speciale klantmanagers die meer expertise hebben om vluchtelingen te begeleiden. Gemeenten werken ook meer samen met bedrijven, bijvoorbeeld door proefplaatsingen en het aandragen van geschikte mensen voor vacatures.
'Ongelijke kansen'
KIS waarschuwt wel dat verschillen tussen gemeenten leiden tot ongelijke kansen voor statushouders. "Afhankelijk van waar zij gehuisvest worden, krijgen zij bijvoorbeeld al dan niet de mogelijkheid te studeren met behoud van uitkering. Ook verschilt het beschikbare aanbod van cursussen, opleidingen en werkgelegenheid per gemeente."
Hoe dan ook, de komende jaren moet blijken of het veranderende inburgeringsbeleid zal leiden tot meer werkende vluchtelingen. Bedrijven zeggen in ieder geval dat ze de statushouders goed kunnen gebruiken. "Werkgevers staan te springen om mensen die aan de slag willen", aldus VNO-NCW en MKB Nederland.