Met tabaksgeld kinderarbeid bestrijden, kan dat wel?
Marten Wiegman
redacteur internationale economie
Marten Wiegman
redacteur internationale economie
Een interessant dilemma: kun je geld van de tabaksindustrie aannemen om kinderarbeid te bestrijden? Zo op het eerste gezicht lijkt dat ethisch behoorlijk ingewikkeld. Toch zijn er projecten in een aantal tabaksproducerende landen die ertoe moet leiden dat kinderen niet langer werken op de plantages.
Die projecten worden deels betaald met donaties van de tabaksindustrie. Ook de Internationale Arbeidsorganisatie van de Verenigde Naties (ILO) is partner in die projecten. En daar woedt al geruime tijd een discussie over dit probleem.
Praktijk
Concreet gaat het over twee projectorganisaties. De eerste is ARISE, dat actief is in Malawi, Brazilië en Zambia. Daar betaalt Japan Tobacco International 10 miljoen dollar aan mee. Datzelfde bedrijf betaalt samen met een lobbyorganisatie van tabaksfabrikanten nog eens 5 miljoen dollar aan projecten van ECLT in zes Aziatische en Afrikaanse landen.
Alle grote tabaksfabrikanten ter wereld hebben geld apart gezet om hun sociale verantwoordelijkheid gestalte te geven. Het imago van de tabaksindustrie staat al onder zware druk vanwege de volksgezondheid. Verhalen over uitbuiting, onderdrukking en kinderarbeid op tabaksplantages schaadt de reputatie van de bedrijven nog meer.
Slechte arbeidsomstandigheden
Hoewel er steeds meer campagne gevoerd wordt tegen roken is de tabaksindustrie wereldwijd nog een omvangrijke bedrijfstak. Tabak wordt op elk continent verbouwd. Volgens cijfers van de ILO werken er 100 miljoen mensen in deze industrie.
Van hen werken er 1 miljoen in de fabrieken waar sigaretten en sigaren worden gemaakt. De rest werkt op het land om tabak te verbouwen, te bewerken en in kleine productiebedrijfjes op het platteland van ontwikkelingslanden. En op die plekken zijn de arbeidsomstandigheden en lonen vaak slecht. Vakbonden hebben traditioneel weinig of geen toegang tot de tabakssector. Dat maakt toezicht op arbeidsomstandigheden en kinderarbeid moeilijk.
Volgens de ILO zijn 152 miljoen kinderen het slachtoffer van kinderarbeid, twee derde van hen in de landbouw, waaronder de tabaksplantages. In veel ontwikkelingslanden zijn er projecten om kinderen naar school te laten gaan in plaats van op de plantages te werken. Maar de schaal waarop er tabak wordt verbouwd in vaak de armste regio's van ontwikkelingslanden maakt het moeilijk om grote successen te boeken. En nu lijkt de financiering van die projecten speelbal te worden van een ingewikkelde internationale discussie.
Geld
Want veel westerse landen willen dat er onmiddellijk een einde komt aan het meebetalen van de tabaksindustrie aan programma's om kinderarbeid te bestrijden. Maar de landen in Afrika en Azië waar de projecten zich bevinden, zijn bang dat er dan geen geld meer voor is. Dus eisen zij dat de westerse landen meer gaan betalen om de programma's op de been te houden.
Andersom zeggen de westerse landen dat ze niet langer mee willen betalen aan projecten in landen die ook geld van de tabaksindustrie accepteren. Dit conflict houdt de ILO al ruim twee jaar bezig. Eind dit jaar lopen de financieringsafspraken over de bestaande projecten af. Maar of en hoe ze worden voortgezet is nog niet duidelijk.
Extra complicaties
De ILO is een instelling van de Verenigde Naties. In de VN zijn afspraken gemaakt om de invloed van de tabaksindustrie in alle geledingen terug te dringen. Bovendien hebben diezelfde landen een verdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie (ook VN) ondertekend om het roken tegen te gaan en de volksgezondheid te bevorderen. Dus voor de ILO is het een hoofdpijndossier dat er nog steeds samengewerkt wordt met de tabaksindustrie.
En om het nog ingewikkelder te maken wordt de ILO bestuurd door werkgevers, werknemers en landen. En die hebben allemaal een verschillende achterban met andere belangen in de tabaksindustrie.
De ILO bestuurders hopen de komende week tot een besluit te komen tijdens hun najaarsvergadering.