Kabinet: 132 miljoen minder betaald voor dure medicijnen
Onderhandelingen met farmaceuten hebben er vorig jaar toe geleid dat er 132 miljoen euro minder is betaald voor medicijnen dan de aanvankelijke vraagprijs. Volgens minister Bruins dienden fabrikanten van een aantal nieuwe, peperdure medicijnen eerst een rekening in van 457 miljoen euro, maar werd er uiteindelijk 325 miljoen uitgegeven.
In een brief aan de Tweede Kamer schrijft Bruins dat er in rap tempo nieuwe medicijnen op de markt komen "voor ziektes die we tot voor kort niet konden behandelen". Het gaat dan bijvoorbeeld om het middel Orkambi tegen taaislijmziekte. De minister noemt dit "heel goed nieuws", maar hij zegt daarbij dat de kosten kunnen oplopen tot "wel 100 miljoen per middel per jaar" en daardoor een enorme impact hebben op het zorgbudget.
Kenners van de farmaceutische industrie zijn er overigens van overtuigd dat fabrikanten een hogere prijs vragen, voorafgaand aan de onderhandelingen met het ministerie, dan ze eigenlijk willen krijgen.
'Onbevredigend'
Bruins kan niet zeggen hoeveel geld er per middel wordt gevraagd. Dat is de voorwaarde die de farmaceuten hebben gesteld bij de prijsonderhandelingen. Hij vindt dat onbevredigend, maar werkt mee aan de afspraak omdat de ervaring leert dat de maker het middel anders niet meer beschikbaar stelt.
In 2013 is voor het eerst onderhandeld over de prijs van nieuwe, kostbare medicijnen, voordat die in het basispakket worden opgenomen. Sindsdien zijn er over de kosten van 32 medicijnen deals gesloten. De totale kostenbesparing bedraagt zo'n 320 miljoen euro, schrijft Bruins.
In het regeerakkoord van oktober vorig jaar is afgeproken dat maatregelen om de kosten van genees- en hulpmiddelen te beheersen, waaronder de onderhandelingen over medicijnprijzen, jaarlijks een besparing van ruim 460 miljoen euro moeten opleveren.