Olieprijs in de lift, maar aan de pomp merken we het nog niet
De olieprijs schiet omhoog. Vorige week passeerde Brent-olie de grens van 80 dollar voor een vat van 159 liter, vandaag kostte een vat al 85 dollar.
Olie was voor het laatst in 2014 zo duur. De opmars is gaande sinds half augustus: in zeven weken tijd is de olieprijs maar liefst 20 procent gestegen.
Aan de pomp is er nog niet veel van te merken. Een liter benzine hangt al die tijd rond de 1,69 euro en voor diesel betaal je rond de 1,39 euro. De druk neemt echter toe. Sommige olie-watchers zien een olieprijs van 100 dollar in het verschiet liggen en dan komt de 2 euro aan de pomp ook in zicht.
Korting
De gemiddelde landelijke adviesprijs (GLA) van benzine bedraagt 1,79. Dat is ook de maximumprijs die je vaak aan de snelweg betaalt. Bij andere pompen is de brandstof stukken goedkoper. Kortingen van 5 tot 15 cent zijn gebruikelijk.
Dat de benzineprijs voorlopig nauwelijks is gestegen, komt deels door het beleid van pomphouders. Die kunnen soms wat schuiven met de kortingen en hun marges om de prijs laag te houden en de klanten vast te houden.
Het blijft opmerkelijk dat 20 procent duurdere olie vooralsnog niet neerslaat aan de pomp. Er zijn natuurlijk allerlei factoren die van invloed zijn op de prijs, zoals raffinage, benzinemarkten, transport en accijnzen, maar de ruwe olieprijs is goed voor ongeveer een vijfde van de prijs.
Volgens Paul van Selms van United Consumers vertaalt een structurele stijging van de ruwe olieprijs met een dollar zich doorgaans aan de pomp in een benzineprijsstijging van een cent. Bij een huidige stijging van 15 dollar zou de benzine richting de 1,80 à 1,85 euro kunnen gaan.
Oude spel
De stijgende olieprijs is simpelweg het oude spel van vraag en aanbod, al dan niet aangejaagd door geopolitieke bewegingen.
Het gaat goed met de economie in de wereld, dus de vraag naar energie is groot. Het groeiende aandeel van duurzame energie (wind, water en zon) remt de vraag naar olie wel wat af, maar is bij lange na niet voldoende om de olie- en gashonger te stillen. De wereldbevolking en de mobiliteit nemen toe, ook al gaan we zuiniger en efficiënter om met energie.
De hetze van de VS tegen Iran stuwt de olieprijs op. Op 4 november worden de sancties van Washington tegen het land van kracht en komt de Iraanse olieproductie in het nauw. Iran was tot voor kort nog goed voor 3 procent van de wereldwijde oliebehoefte, maar inmiddels is de productie teruggelopen. In september werden nog circa 1,9 miljoen vaten per dag opgepompt.
De OPEC, het kartel van olieproducerende landen, wil het wegvallen van OPEC-lid Iran wel opvangen en dus de VS trotseren, maar slaagt daar niet echt in. Bovendien ligt in Venezuela de olie-industrie op zijn gat, dus die zorg is er ook nog. Overigens, voor landen die grotendeels drijven op oliedollars, zoals de OPEC-landen en Rusland, is de duurdere olie heel erg welkom.
Saillant genoeg kan een stijging van de olie- en energieprijzen juist ook weer omslaan in het tegendeel. Dure olie remt de economische groei af, vooral in landen en markten die moeite hebben de hogere prijzen te slikken. De vraag naar energie neemt dan af en kan vervolgens de marktprijzen drukken.
Goud geld
President Trump ziet in de hogere olieprijzen een complot van de OPEC. De OPEC-landen zetten de wereld af, zo betoogde hij bij de Verenigde Naties. Dure olie kost burgers en industrie meer geld en drijft de inflatie op, wat weer een hogere rente in de hand werkt.
De lage olieprijs van de voorbije tijd is voor een deel te danken aan de opgevoerde schalieolieproductie in de VS. Met het opendraaien van de schalieolie- en gaskranen kan de VS de prijs wat drukken. Aan de andere kant is het uitgerekend de VS die met de sancties tegen Iran de olieprijs opdrijft.
De hogere olieprijs levert trouwens ook de oliemaatschappijen goud geld op Een vuistregel is dat een olieprijs die 1 dollar hoger is een extra winst oplevert van 500 miljoen dollar. Dus de 15 dollar stijging van de afgelopen weken levert op jaarbasis zomaar 7,5 miljard dollar op.