China investeert (weer) 60 miljard in Afrika. Is het slim dat geld aan te nemen?
Heleen D'Haens
redacteur Buitenland
Heleen D'Haens
redacteur Buitenland
"Wij respecteren Afrika, houden van Afrika, en steunen Afrika." Die woorden sprak de Chinese president Xi Jinping aan het begin van de driejaarlijkse Chinees-Afrikaanse top, die gisteren en vandaag in Peking werd gehouden.
Net als drie jaar geleden zegde Xi de Afrikaanse leiders 60 miljard toe aan investeringen, waarvan meer dan 50 miljard rechtstreeks van de Chinese overheid komt. Dat geld geven ze in de vorm van giften en goedkope leningen, vooral voor grote infrastructuurprojecten.
"Win-win", noemde de Chinese president die manier van samenwerken aan de vooravond van de top, "bedoeld om de moeilijkste punten aan te pakken in de ontwikkeling van Afrika." Zijn openingstoespraak werd op een staande ovatie onthaald: Afrikaanse leiders waarderen de Chinese aanpak, die voor hen minder denigrerend voelt dan die van veel westerse landen.
Maar waarom investeert China zoveel in Afrika? En zitten er voor Afrikaanse landen geen addertjes onder het gras?
De voordelen voor China: grondstoffen en een afzetmarkt
"De Chinezen zijn vooral geïnteresseerd in grondstoffen", zegt Afrika-correspondent Bram Vermeulen. Veel Afrikaanse landen betalen hun schulden aan China terug met grondstoffen als olie of koper. "Die kan China goed gebruiken om de eigen economie te stimuleren", zegt Vermeulen.
De meeste Chinese infrastructuurprojecten in Afrika zijn er dan ook op gericht die grondstoffen zo efficiënt mogelijk naar China te exporteren. Zo opende vorig jaar in Kenia nog de spoorweglijn tussen Nairobi en havenstad Mombasa, die met Chinees geld werd gefinancierd. Op langere termijn wil China de lijn uitbreiden naar grondstofrijke gebieden als Zuid-Sudan en Oost-Congo, die nu nog moeilijk bereikbaar zijn.
Tegelijkertijd vormen Afrikaanse landen een goede afzetmarkt voor Chinese producten. "Bijvoorbeeld voor de Chinese staalbedrijven", zegt China-correspondent Marieke de Vries. "Nu de jarenlange bouw-boom in China zelf ten einde komt, kampen die bedrijven met een gigantische overproductie. Zolang arbeiders niet herschoold worden en de fabrieken blijven draaien, moeten de staalfabrieken op zoek naar nieuwe afzetmarkten. Dus ook Afrika."
Gevaar voor een schuldenval
"Afrikaanse leiders zien het Chinese geld natuurlijk graag komen", zegt hoogleraar Jan Abbink, die verbonden is aan het Afrika-Studiecentrum Leiden. "Vooral omdat de Chinezen voor hun kapitaalinjecties geen lastige vragen stellen over mensenrechten en corruptie, zoals het Westen wel vaak doet."
"Daar komt bij dat de Chinezen inzetten op langetermijnrelaties", zegt correspondent Bram Vermeulen. "Waar westerse landen en instellingen met hun investeringen inzetten op de winst van volgend jaar, kijkt China veel meer naar de toekomst." Door de aanleg van grote infrastructuurprojecten als luchthavens en snelwegen verzekeren ze zich volgens hem niet alleen van een afzetmarkt in de toekomst, maar ook van politieke invloed in het snel groeiende continent.
Maar de Chinese leningen zijn niet zonder risico. "Ze zijn dan wel goedkoop, de Chinezen verwachten wel dat ze terugbetaald worden", zegt Jan Abbink. Landen lopen het gevaar in een zogenaamde debt trap te lopen, een schuldenval, waarbij ze hun hoge schulden aan China niet meer kunnen terugbetalen. Volgens het IMF loopt op dit moment 40 procent van de Afrikaanse landen daarop het risico, dubbel zoveel als vijf jaar geleden.
Vermeulen noemt Angola als voorbeeld van zo'n debt trap. "Dat land betaalde zijn schulden aan China terug met olie. Toen de olieprijs daalde, zakte de economie in elkaar, omdat de Chinezen terugbetaald moesten worden."
"Om te weten waar een debt trap toe kan leiden, moeten we kijken naar Zuid-Azië", zegt hoogleraar Jan Abbink, "waar China al veel langer infrastructuurprojecten financiert." Bijvoorbeeld in Sri Lanka, waar in 2010 de haven van Hambantota werd gebouwd met 1,5 miljard aan Chinese leningen. Omdat het land die schulden niet kon terugbetalen, wordt de haven nu voor 99 jaar uitgebaat door een Chinees bedrijf. "Een schrikbeeld voor veel Afrikaanse landen", zegt Abbink.
"Natuurlijk brengt lenen altijd risico's met zich mee", zegt correspondent Bram Vermeulen. Wat dat betreft zijn westerse instellingen volgens hem niet heel anders dan China. "Zo heeft het IMF in Mozambique geëist dat het land zijn economie internationaal openstelde. Daardoor is er nu in heel Mozambique niet één bedrijf meer met een Mozambikaanse directeur."
Toch is China voor Afrikaanse landen volgens hoogleraar Jan Abbink een veel minder toegankelijke geldschieter. "Westerse landen en instellingen geven om de zoveel tijd schuldenverlichting, en kijken naar de reële behoeften van een land", zegt hij. "China doet dat niet. Zoals de ex-gouverneur van de Nigeriaanse Centrale Bank Lamido Sanusi twee jaar geleden zei: 'China is primair in Afrika aanwezig uit eigenbelang.'"
Propaganda-oorlog
Uiteraard zijn grote infrastructuurprojecten goed voor de Afrikaanse economie, zegt Bram Vermeulen. "Wat ik met mijn eigen ogen zie", zegt hij, "is dat de Chinezen het gezicht van Afrika enorm hebben veranderd, vaak ten goede. Boeren kunnen met de trein hun goederen afzetten op markten waar ze eerst geen onderdeel van waren. Dat verandert mensenlevens."
"Toch zal in elk geval een aantal Afrikaanse leiders op de top de voorwaarden voor Chinese leningen ter sprake hebben gebracht", veronderstelt Abbink. "Ze moeten goed kijken naar de langetermijnrisico's die ze lopen en overwegen of het makkelijk te verkrijgen geld uit China die risico's waard is."
"Uiteindelijk is de manier waarop gesproken wordt over de Chinese investeringen, ook enigszins een propaganda-oorlog geworden", merkt Vermeulen. Critici in het Westen wijzen op enorme risico's, China heeft het over 'win-win'. "Uiteindelijk", zegt hij, "zijn de Chinese investeringen in Afrika een vorm van zakendoen. Zoals wij in het Westen ook zakendoen."