De Staat van Oranje: Duitse voetbalrevolutie als inspiratiebron
Het WK voetbal staat voor de deur. Opnieuw een eindtoernooi zonder het Nederlands elftal. Waar is het fout gegaan? En wat moet er gebeuren om het tij te keren? In de vierdelige tv-serie 'De Staat van Oranje' geeft de NOS de komende weken een andere kijk op de crisis in het Nederlandse voetbal.
In de eerste aflevering staat Duitsland centraal. Rond de eeuwwisseling ging het ronduit slecht met 'Die Mannschaft'. Met Euro 2000 als dieptepunt. De Duitsers eindigden toen als laatste in hun groep, achter Portugal, Roemenië en Engeland.
Duitsland greep de diepe crisis aan om zichzelf opnieuw uit te vinden. Op resolute wijze werd afgerekend met het traditionele denken; de klassieke Duitse opvattingen over tactiek en training werden openlijk ter discussie gesteld. Een ware revolutie was het gevolg.
Een van de trendsetters was Christian Heidel, die als technisch directeur van FSV Mainz 05 menig heilig huisje omverschopte. De voormalig autohandelaar stelde bij Mainz de ene na de andere jonge, op dat moment nog onbekende trainer aan. Een van hen was Jürgen Klopp, tegenwoordig de gevierde coach van Liverpool.
De vernieuwingen die het Duitse voetbal doorvoerde op het gebied van jeugdopleiding, trainersopleiding en technologie kregen in 2014 de ultieme bekroning: de wereldtitel in Brazilië.
Het winnende doelpunt in de finale van 2014, gemaakt door Mario Götze, blijkt te zijn 'gefabriceerd' in een oude Stasi-loods in Oost-Berlijn. Daar ontwikkelde uitvinder Christian Güttler de zogeheten Footbonaut, een apparaat waarmee een voetballer zijn techniek en handelingssnelheid kan trainen.
Naast Heidel en Güttler komen in de eerste aflevering ook Hoffenheim-trainer Julian Nagelsmann en zijn voormalige assistent Alfred Schreuder (tegenwoordig assistent-trainer bij Ajax) aan het woord. En we horen een aantal jonge, ambitieuze Nederlandse trainers die een dringende oproep doen aan de KNVB.