Grottenkunst toont: neanderthalers veel minder primitief dan gedacht
Anne ter Rele
redacteur Online
Anne ter Rele
redacteur Online
De eerste kunst van Europa werd niet gemaakt door de moderne mens, maar door neanderthalers. Dat ontdekten archeologen bij het onderzoeken van een oeroude rotsschildering in Spanje. Het is een verrassende conclusie, omdat neanderthalers van oorsprong gezien worden als een primitieve mensensoort.
De onderzoekers gebruikten een nieuwe techniek, die aantoonde dat de muurschilderingen in Spanje minstens 65.000 jaar oud moeten zijn. "De neanderthaler was destijds de enige mensensoort in Europa", vertelt Dirk Hoffman, onderzoeker aan het Max Planck-instituut in Leipzig. "De moderne mens trok pas 20.000 jaar later naar ons continent. Dat betekent dat de rode lijnen op de wanden van de grotten door hen gemaakt moeten zijn."
Op de tekeningen zijn abstracte vormen te zien en de omtrek van een hand. Ook ontdekten de wetenschappers dat de neanderthalers pigment gebruikten om schelpen te beschilderen.
"Het maken van zulke tekeningen leek tot nu toe een exclusief fenomeen voor de moderne mens", vertelt Wil Roebroeks, hoogleraar archeologie aan de universiteit Leiden. "Er werd altijd gedacht dat neanderthalers dat niet konden." Door de ontdekking blijkt de mensensoort een stuk meer te lijken op hun modern-menselijke tijdgenoten, dan voorheen werd gedacht.
"Het is het laatste grote puzzelstuk", zegt Roebroeks. "De archeologische verschillen tussen neanderthalers en onze voorouders, de homo sapiens, zijn nu vrijwel geheel verdwenen."
De ontdekking is te danken aan een nieuwe methode waarmee muurschilderingen van maximaal 500.000 jaar oud onderzocht kunnen worden. "Uitvinden wanneer grottenkunst gemaakt is, zonder het kapot te maken, is lastig", vertelt Hoffman. "Maar door de korst van kalk, die door het druipen van water boven de tekening is ontstaan, kunnen we er nu toch een tijdperk aan koppelen. Met behulp van uranium kan nu onderzocht worden hoe oud de grottenkunst is die eronder zit."
Het is een grote ontdekking, die ons beeld van de soort nu definitief doet kantelen. "Het bezitten van voorwerpen met een symbolische waarde, in plaats van een praktische, is een van de dingen die ons mens maakt", zegt Hoffman. "Die eigenschap werd voorheen alleen aan homo sapiens toegeschreven."
De neanderthaler staat inderdaad traditioneel bekend als een primitieve mensensoort, beaamt Roebroeks. "Omdat de neanderthaler uitgestorven is, leek het alsof hij inferieur is aan de moderne mens", vertelt hij. Die negatieve publiciteit is al ruim honderd jaar aan de gang. "Ze hebben bijvoorbeeld plattere schedels, een wijkend voorhoofd en geen kin. In de eerste reconstructies schilderden ze hen af als aapachtige beesten. Als je dat maar vaak genoeg herhaalt, wordt dat het stereotype."
Het achterlaten van motieven in grotten is niet langer voorbehouden aan de homo sapiens.
Maar de laatste jaren heeft archeologisch onderzoek laten zien dat ze qua gedrag in feite niet veel verschilden van de moderne mens in Afrika. Het maken van schilderingen was in feite nog het enige dat onze voorouders onderscheidde van de neanderthaler, maar ook dat is nu achterhaald", zegt Roebroeks. "Hun werktuigen leken al op die van ons, ze gingen op dezelfde manier met dieren om, maar nu blijkt hun gedrag ook niet veel anders te zijn."
Volgens sommige wetenschappers suggereert de ontdekking dat neanderthalers ook op andere vlakken cognitief ver ontwikkeld waren, bijvoorbeeld door het spreken van taal. "Maar dat is zuiver speculatie", merkt Roebroeks op. "Taal kun je niet opgraven. Neanderthalers gebruikten vuur en jachtwerktuigen; je zou kunnen zeggen dat die kennis van generatie tot generatie overgebracht is met taal. Maar dat is een gut feeling: het is niet te observeren."
Deze ontdekking over de neanderthalers staat niet op zichzelf: de laatste jaren komen wetenschappers steeds meer te weten over de oorsprong van onze voorouders. Dat komt vooral door technologische vooruitgang, zegt Roebroeks. "We zijn in staat steeds verder terug te kijken. Daardoor werd ook ontdekt dat 3 tot 5 procent van het dna van Europeanen ook bij neanderthalers vandaan komt. De geschiedenis van de homo sapiens lijkt steeds meer verweven te zijn met die van andere mensensoorten."
De komende jaren verwacht Roebroeks nieuwe ontdekkingen over hoe de verschillende soorten met elkaar omgingen. "We kunnen steeds meer op het vlak van genetica; nu kunnen we op zoek naar details, naar oog- en huidkleur bijvoorbeeld."
"Met deze laatste ontdekking staat het grote plaatje van de puzzel, denken we", besluit de hoogleraar. "Nu gaan we 'm inkleuren. Het zijn opwindende tijden voor de vroege archeologie."