De politie pakt aangiften op het platteland sneller op dan in de stad
NOS NieuwsAangepast

'Aangifte op platteland sneller opgepakt, maar dat was het punt niet'

Het is helemaal niet zo dat de politie op het platteland minder snel achter criminelen aangaat dan in de grote stad. Dat is de conclusie van een rapport van de Algemene Rekenkamer na klachten van de commissarissen van de koning dat "het politieloze platteland een luilekkerland voor criminelen is geworden". Maar volgens commissaris van de koning in Flevoland Leen Verbeek heeft de Rekenkamer niet het goede onderzocht: "We hebben het niet over hetzelfde."

De Rekenkamer onderzoekt of overheidsgeld nuttig wordt besteed. De organisatie bekeek of en hoe snel aangiften in verschillende gemeenten worden opgepakt, nadat vanuit de provincies kritiek kwam op afwezigheid van agenten. Ze wezen onder meer op het sluiten van politiebureaus in de regio door de vorming van de Nationale Politie.

Vijf gemeenten, vijf burgemeesters

President Arno Visser van de Algemene Rekenkamer spreekt het gevoel dat in de provincies leeft tegen. Sterker nog, op het platteland worden aangiften juist iets sneller opgepakt, zegt Visser. De onderzoekers onderzochten zo'n 176.000 aangiften van veelvoorkomende criminaliteit in grote en kleine gemeenten, zoals bijvoorbeeld diefstal, alcohol- en geweldsincidenten. Onderzocht werd of en hoe snel "kansrijke" aangiften in de eerste zeven maanden van dit jaar werden opgepakt.

"En dan blijkt dat in die grote gemeenten zaken langer blijven liggen dan op het platteland", zegt Visser in het NOS Radio 1 Journaal. Op het platteland werd bijna driekwart van de aangiften binnen tien dagen opgepakt, in verstedelijkt gebied bedroeg het percentage 62,5. "Sommige dingen zijn op het platteland wel lastiger omdat de politie daar soms te maken heeft met vijf gemeenten en dus vijf burgemeesters. Dan moet je verschillende soorten inzet plegen of prioriteiten behandelen."

Het woord aangifte komt niet eens in ons rapport voor, zeg ik zo even uit mijn blote hoofd.

Commissaris van de koning in Flevoland Leen Verbeek

De commissaris van de koning in Flevoland Leen Verbeek zegt dat de uitkomst van de Rekenkamer vast klopt, maar noemt het jammer dat Arno Visser hem niet even heeft gebeld voordat het onderzoek werd uitgevoerd. "Hij heeft de bureaucratie bij de politie onderzocht, niet de feitelijke afwezigheid van de politie op het platteland."

Volgens Verbeek gaat het rapport van de Rekenkamer en de evaluatie over de Nationale Politie, waarin de commissarissen van de koning hun kritiek uitten, niet over hetzelfde. Verbeek wijst op de lange aanrijtijden en de moeite die mensen hebben om aangifte te doen door het verdwijnen van politiebureaus in de regio.

"Het proces na de aangifte gaat niet over de feitelijke afwezigheid van de politie op het platteland", zegt Verbeek. "Het woord aangifte komt niet eens in ons rapport voor, zeg ik zo even uit mijn blote hoofd."

Beëindiging vanwege capaciteitsgebrek

De Rekenkamer heeft niet gekeken of de zaken ook daadwerkelijk werden opgelost. De organisatie hanteerde een nieuwe onderzoeksmethode. Die zou beter aansluiten om actuele vragen snel te beantwoorden. Aanbevelingen worden niet gedaan.

Uit het onderzoek van Vissers organisatie komt verder naar voren dat na zestig dagen ruim 95 procent van de zaken op het platteland in behandeling was genomen, in de stad lag dat percentage op 93. De grens van twee maanden is van belang, omdat de politie daarna zaken zonder een verdachte vroegtijdig mag beëindigen vanwege capaciteitsgebrek. Van die optie wordt volgens de onderzoekers weinig gebruikgemaakt, slechts in 3,2 procent van het aantal kansrijke aangiften.

Voor zowel de grote als kleine gemeenten geldt volgens Visser dat een heleboel aangiften blijven liggen. "Omdat de politie geen enkele aanwijzing heeft wie het gedaan heeft of wanneer." Als voorbeelden geeft de president van de Rekenkamer fietsendiefstallen en auto-inbraken.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl