Meer Nederlanders vinden mantelzorg vanzelfsprekend
36 procent van de Nederlanders boven de 16 doet aan mantelzorg. Dat kan hulp aan familie, vrienden of buren met een gezondheidsprobleem zijn, maar ook vrijwilligerswerk in de zorg. Die praktijk is tussen 2014 en 2016 volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau niet wezenlijk veranderd. Wel is de houding tegenover mantelzorg iets veranderd: meer Nederlanders vinden dat mensen elkaar moeten helpen. Dat percentage is gestegen van 60 naar 69.
Dat geldt nog sterker voor niet-westerse migranten, zoals Marokkaanse, Turkse, Antilliaanse en Surinaamse Nederlanders. Van die migranten vindt 84 procent dat mensen voor hun familie moeten zorgen en 53 procent dat mensen hun ouders in huis zouden moeten nemen.
Bij autochtone Nederlanders is dat volgens het SCP respectievelijk 67 procent en 20 procent. Velen vinden de zorg voor hulpbehoevende ouders nog steeds vooral een taak voor de overheid.
Plezier aan ontlenen
Over de mantelzorgers schrijft het planbureau in zijn rapport Voor elkaar? Stand van de informele hulp in 2016 dat zij vaak helpen omdat ze het graag doen, er plezier aan ontlenen en geen behoefte hebben aan ondersteuning.
Maar er zijn er ook die de vrijwillige hulp aan familielid, vriend of buur als een zware belasting ervaren en die best meer kennis, vaardigheden of steun zouden kunnen gebruiken. "Die steun kan bestaan uit een opleiding, training of onkostenvergoeding, maar ook uit een luisterend oor."
Terminaal zieken
Het gaat dan bijvoorbeeld over de zorg voor dementerenden, mensen met psychische problemen of mensen die terminaal ziek zijn. Ongeveer drie op de tien mantelzorgers is volgens het CPB niet op de hoogte van de mogelijkheden die er zijn om ondersteuning te krijgen. Dat is ten opzichte van 2014 niet veranderd.