Raadswerk vraagt veel, toch wil driekwart door
Ben Meindertsma en Hugo van der Parre
Researchredacteuren
Ben Meindertsma en Hugo van der Parre
Researchredacteuren
Driekwart van de zittende gemeenteraadsleden stelt zich opnieuw beschikbaar voor een volgende periode. Ondanks de werkdruk, het niveau van de gemeenteraad en de hoogte van de vergoeding. Dat blijkt uit een onderzoek dat de NOS deed in samenwerking met raadsledenvereniging Raadslid.NU. Ruim 2100 raadsleden - een kwart van het totaal - deden mee.
Het enthousiasme is het grootst onder raadsleden die in hun eerste periode zitten. Maar ook van de raadsleden die al meer dan twaalf jaar in de raad zitten, wil nog altijd ruim 60 procent door.
Verreweg de meeste raadsleden kijken tevreden terug op hun eigen prestaties. Leden van coalitiepartijen zijn vaker tevreden over de behaalde resultaten (94 procent) dan raadsleden die in de oppositie zitten (76 procent).
Vooral lokale partijen hebben een bedroevend niveau.
Over hun collega's zijn raadsleden minder te spreken. Bijna de helft noemt het lage niveau van de gemeenteraad een van de negatieve aspecten van het raadswerk. Een deel zegt zelfs dat het niveau van de raad te laag is om het raadswerk goed uit te voeren. Vooral gemeenteraadsleden die in de oppositie zitten zijn kritisch: 45 procent van hen zegt dat er onvoldoende kwaliteit en expertise is in de raad. Bij de raadsleden uit de coalitie is dat 28 procent.
Lea Manders, die namens een lokale partij actief is in Arnhem, is een van die oppositieleden die kritisch zijn over het niveau: "Het college rent vooruit. De raad blijft achter door gebrek aan kennis en tijd", schrijft ze. Een PvdA-raadslid uit Zuid-Holland is om die reden voor betere screening van raadsleden. "Vooral lokale partijen hebben een bedroevend niveau", schrijft hij.
Bijna de helft zou dan ook meer scholing willen voor raadsleden. In kleinere gemeenten is die behoefte groter dan in grotere gemeenten.
Werkdruk
Over de hoge werkdruk zijn raadsleden het minst te spreken. 61 procent van de raadsleden noemt het een negatief aspect van de functie. In de kleinste gemeenten besteden ze twaalf uur aan het raadswerk, in de vier grote steden is het gemiddeld 27 uur per week. Het landelijk gemiddelde ligt op zestien uur. In die uren moeten ze vergaderen, stukken lezen en contact met burgers onderhouden. Dat valt niet mee, blijkt uit de reacties. "Ik heb te weinig tijd voor contact met burgers, maar ook om als fractie zonder agenda te sparren en brainstormen", schrijft CDA-fractievoorzitter Jacob Spiker uit Staphorst.
Vrouwen ervaren de werkdruk als een groter probleem dan mannen. Met name bij dertigers en veertigers is het verschil tussen mannen en vrouwen opvallend (75 tegenover 60 procent). Bij twintigers en zestigers is juist geen verschil te zien tussen mannen en vrouwen.
Raadsleden die na de verkiezingen niet meer beschikbaar zijn noemen de werkdruk ook het vaakst als reden om te stoppen. Agressie en bedreigingen spelen nauwelijks een rol: slechts 3 van de 530 raadsleden die na de verkiezingen stoppen, noemen het een belangrijke reden.
Betaalde baan
Het raadslidmaatschap combineren met een fulltime baan zorgt ook voor stress. Mogelijk speelt de houding van de werkgever daarbij ook rol. Een op de vijf raadsleden in loondienst vindt dat zijn of haar werkgever weinig rekening houdt met hun functie als raadslid.
Volgens raadslid Johan Rip uit Haarlemmermeer is dit een groot probleem: "Dat je dit naast je reguliere baan er even bij moet doen, is een groot risico op onverantwoorde besluiten." Volgens hem zorgt de houding van werkgevers ervoor dat er minder werkenden in de raad zitten en de gemiddelde leeftijd hoog is. De gemiddelde leeftijd van raadsleden is 53 jaar. In kleine gemeente is die leeftijd nog hoger.
'Redelijke vergoeding'
Voorzitter Mark den Boer van Raadslid.Nu pleit daarom voor een buitengewoon verlofregeling voor mensen die vanwege het raadswerk minder willen gaan werken. "De werkdruk is een forse drempel voor nieuwe raadsleden. Als je dan ook ziet dat 20 procent meldt dat hun werkgever niet flexibel is, kan zo'n regeling helpen die drempel te verlagen."
Met een buitengewoon-verlofregeling zou een raadslid bijvoorbeeld een dag in de week minder kunnen werken. Den Boer: "Daar hoort dan wel een redelijke vergoeding bij, zodat iemand niet veel inkomen hoeft in te leveren." Voor ambtenaren is dit in de cao geregeld, maar ook anderen zouden die mogelijkheid moeten hebben, vindt hij.
Een krappe meerderheid van raadsleden zou graag een hogere vergoeding willen voor het raadswerk. Met name in kleine gemeenten is die wens groot. Omgerekend naar het aantal uren dat ze eraan kwijt zijn, krijgen deze raadsleden dan ook de laagste vergoeding. Terwijl in de gemeenten met meer dan 40.000 inwoners raadsleden ongeveer 20 euro per uur krijgen, is dat bij de kleinste gemeenten minder dan 10 euro.
De wens om een hogere vergoeding te krijgen zie je terug bij alle partijen, behalve bij SP'ers: van hen wil slechts 14 procent meer geld. Een hogere beloning zou hen ook niets opleveren, omdat zij dat moeten afdragen aan de partij.