Het gezin Wittenberg
NOS NieuwsAangepast

Zeeman uit Suriname die mensenredder werd in oorlogstijd

  • Pauline Broekema

    Verslaggever

  • Pauline Broekema

    Verslaggever

Je doet wat er gedaan moet worden, was het levensmotto in het gezin Wittenberg. Willem Gunzeln heeft zijn Surinaamse grootvader nooit gekend. Maar van zijn oma weet hij dat er aan de President Brandstraat in de Amsterdamse Transvaalbuurt volgens die regel werd geleefd. Het leven van de Joodse baby Betty redden hoorde daar ook bij.

Hij had hem graag gekend. Maar Albert Wittenberg, de Surinaamse grootvader van Gunzeln, overleefde de oorlog niet. Hij werd in 1909 geboren in Suriname en woonde in Paramaribo. Een ondernemende man die gaat varen voor de Koninklijke Nederlandse Stoombootmaatschappij (KNSM).

Surinaamse verzetsstrijder gedood door Duitsers

Zo belandt hij in Amsterdam waar hij Janna Jetten leert kennen. Meisje uit een rood gezin, een stoere en strijdvaardige communist. Ze worden stapelverliefd en krijgen verkering. Janna is zeven maanden zwanger als ze trouwen. Er waren niet zo veel donkere mensen in Amsterdam. En het was helemaal bijzonder als je daarmee trouwde, zegt zijn kleinzoon.

Zoon Albert wordt in juni 1933 geboren en Janna Christina, die ze Tine noemen komt twee jaar later. De mooiste kinderen van de wereld, noemt Janna ze. Vader Albert werkt bij de brandweer. Hij is lid van de linkse Bond van Surinaamse Arbeiders. Als de oorlog uitbreekt wordt hij aangenomen bij de Luchtbeschermingsdienst, die geregeld dient als dekmantel voor illegale activiteiten. Ze wonen in de Transvaalbuurt.

De beste vriendin van Janna is Joods. Zoals dat gaat bij een innige vriendschap zullen de vrouwen naast vreugde ook verdriet hebben gedeeld. Zoals bijvoorbeeld de toenemende zorgen om de levensbedreigende anti-Joodse maatregelen en razzia's. Maar ook persoonlijk verdriet.

Louis Sarlui (1910) en Schoontje Vleesdraager (1912) op hun trouwdag. Ze werden op 30 juni 1943 in Auschwitz vermoord

Schoontje Sarlui-Vleesdraager en haar man Louis Sarlui, van de President Brandstraat 18, zijn zeven jaar na hun huwelijk nog steeds kinderloos. Tot Schoontje in de zomer van 1942 in verwachting blijkt te zijn. Op 1 januari 1943 wordt hun dochter Betty geboren.

De treinen rijden dan al een half jaar vanuit Westerbork naar Auschwitz. In de Hollandsche Schouwburg in de Plantagebuurt brengt de bezetter de uit hun huizen gehaalde Joden samen en deporteert ze vandaar naar Drenthe. Zes weken na de geboorte van Betty krijgen de ouders een oproep zich met hun dochtertje te melden.

Betty: "Er waren zoveel Joden die dachten: we komen terug, we gaan naar het oosten om te werken. Dat heeft mijn moeder ook gedacht. En een baby kan niet werken. Dus gaven we ons kind zo lang aan mijn beste vriendin." Dat gebeurde. Het verhaal wil dat het gesprek in de buurtwinkel is gevoerd en Janna het meisje ter plekke heeft overgenomen van Schoontje.

Betty Mock over haar zoektocht

Hoe onverschrokken Albert en zijn vrouw waren, blijkt wel uit de administratieve handelingen die ze laten verrichten. In hun trouwboekje wordt Betty als derde kind bijgeschreven. De twee kinderen Wittenberg lijken sterk op hun vader, hoe verklaarden ze de komst van die derde roomblanke, blonde baby?

"Mijn opa zei in de buurt dat mijn oma was vreemdgegaan", vertelt Willem. Het ondergedoken kindje komt gewoon buiten. Opa liep trots achter de kinderwagen met de twee andere kinderen ernaast.

Het trouwboekje van Albert en Janna waarin Betty in de oorlog als derde kind is ingeschreven en daarmee werd gered van deportatie

In mei 1944 wordt Albert opgepakt. Hij staat op een lijst die bij iemand is gevonden. Hij zit in het huis van bewaring aan de Weteringschans, moet daarna door naar Vught. Vandaar schrijft hij nog naar huis. Al wordt ze dan niet verborgen, in de brief informeert hij verholen naar het onderduikertje. "Hoe is het thuis, alles goed? Was of is Betty nog met vakantie? Hij vraagt zich af of Janna wel rond kan komen. Als het moet, verkoop maar twee kostuums en de meubels."

Brief van Albert aan zijn vrouw uit het concentratiekamp Vught

Hij lijkt vol goede moed. Gaat van Vught door naar een kamp in Duitsland, vermoedelijk Dora-Mittelbau. Als de Amerikanen oprukken worden de kampen leeggehaald en de gevangenen naar elders gedreven, weg van de bevrijders. Albert zit in een transport met meer dan duizend gevangenen die in open wagons worden vervoerd.

Op 6 juli 1944 kwam Albert Wittenberg aan in Vught, van daar werd hij doorgevoerd naar Duitsland

Bij het plaatsje Gardelegen, bij Hannover, houden de bewakers halt, merendeels SS'ers. De groep mannen moet te voet naar een enorme schuur die even buiten het dorp tussen de aardappelvelden staat. Wie niet meer kan lopen wordt per boerenkar vervoerd.

Dorpsbewoners worden gerekruteerd om een kordon te vormen rond het gebouw. Op de schuurvloer ligt stro, er zijn mannen die gaan liggen in de veronderstelling dat ze na de vreselijke dagenlange tocht, amper zonder eten en drinken, eindelijk kunnen slapen.

Handgranaten in de massa

De Amerikanen zijn de plek tot enkele kilometers genaderd. Alleen een vliegveld scheidt hen van de gevangenen. Ze zien een vuur en denken dat de hangars in brand staan. Het is de schuur. De SS werpt handgranaten in de massa, de radeloze gevangenen proberen het vuur te blussen, maar slagen daar niet in. Wie in doodsnood probeert te ontkomen, wordt neergemaaid. Meer dan duizend gevangenen komen om in de vlammen of stikken.

Als de bevrijders arriveren smeult het vuur nog steeds. Dorpelingen worden uit hun huizen gehaald en gedwongen de lichamen te begraven. Een filmploeg van het Amerikaanse leger legt vast hoe de bewoners van Gardelegen, vaak met afgewend hoofd, bij de geblakerde schuur de opdracht uit voeren.

De houten kruizen die destijds de graven markeerden zijn nu van metaal, maar net zo eenvoudig en indrukwekkend. Binnenkort begint de bouw van een bezoekerscentrum om de herinnering aan de gruwelijke gebeurtenissen levend te houden. Willem Gunzeln heeft de plek waar zijn grootvader stierf enige tijd geleden bezocht.

  • Pauline Broekema / NOS
    Het monument in Gardelegen
  • Pauline Broekema / NOS
    De muur van de schuur die nog staat

Een muur van de schuur bleef staan. Er is een eenvoudig monument van zwerfkeien waar nog verse bloemen liggen van de laatste herdenking op 13 april. Veel van de slachtoffers kwamen uit Polen. Een officiële delegatie legde een krans. Maar er liggen ook eenvoudige boeketten met een lint met de kleuren van de Poolse vlag. Die zijn van Poolse arbeiders van de fabrieken hier in de buurt, zegt de beheerder van de herdenkingsplek.

We laten een foto zien van de man voor wie we hier zijn. De beheerder is er stil van, hij zwijgt en zegt dan zichtbaar ontroerd: die foto ken ik. Hij vond hem, stevig verpakt in plastic, bij het monument. Heeft zich altijd afgevraagd wie het was. Ruim een jaar lag de foto van het gezin Wittenberg tussen de stenen, tot hij verwaaide. "Nu weet ik wie die man, die vrouw en die kinderen zijn", zegt hij.

Janna op latere leeftijd met haar kinderen Albert en Tine

Albert Leonard Wittenberg, die een dag voor zijn bevrijding en zijn verjaardag stierf in Gardelegen. Hij ligt begraven op het ereveld bij de resten van de schuur. "Ik vind het zo gruwelijk", zegt Betty Mock, het meisje naar wie hij vanuit Vught nog voorzichtig maar zorgzaam informeerde. Een dag later en hij was vrij geweest.

Dat is eigenlijk niet te bevatten, vindt Betty. Want dan was hij teruggegaan naar zijn gezin in Amsterdam. Naar de kinderen en zijn vrouw, die hij vanuit Vught schreef: "Liefste, kusjes aan jou en de kleintjes, probeer je zo maar zo flink mogelijk er door heen te slaan. Nou, dag liefste, tot ziens, je man, Albert."

'Ze is wel wat verbitterd geraakt'

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl