Hoe zou de Kamer eruitzien als we op z'n Amerikaans stemden?
Chiem Balduk
Redacteur
Dit jaar is het een eeuw geleden dat Nederland het districtenstelsel afschafte en overstapte naar het kiessysteem dat we nog steeds hebben. Kamerleden worden sinds 1917 niet langer op z’n Brits of Amerikaans rechtstreeks gekozen via meerderheden in kiesdistricten.
Maar hoe zou de Kamer na deze verkiezingen eruitgezien hebben als alles bij het oude was gebleven? En waarom pleiten sommige kenners voor (gedeeltelijke) herinvoering van het districtenstelsel?
Voor een antwoord op de eerste vraag zijn er nog wel een paar cruciale aanpassingen nodig ten opzichte van de situatie honderd jaar terug. Alleen al omdat de Tweede Kamer honderd jaar geleden geen 150, maar 100 leden telde. Maar ook omdat de bevolkingsconcentraties nu heel anders zijn en omdat Flevoland destijds nog niet bestond. De lijnen van de districten moesten in onderstaande kaart dus anders worden getrokken dan toen gebeurde (zie verantwoording in kader).
De gevolgen van een dergelijk districtenstelsel zijn in één blik duidelijk: het grootste deel van de kaart zou VVD-blauw zijn. De andere grotere partijen mogen de overige zetels als overgebleven kruimels oprapen. Waarbij opvalt dat Denk als enige kleinere partij toch nog een Kamerlid zou mogen leveren, vanwege het succes in Amsterdam Nieuw-West.
Hoe de Kamerzetels exact zouden worden verdeeld, is te zien in deze grafiek.
Stel dat we anno 2017 nog steeds een districtenstelsel hadden gehad, dan had de VVD dus met ruim 21 procent van de stemmen waarschijnlijk meer dan twee derde van de zetels gehaald. De ChristenUnie, SGP, 50Plus, Partij voor de Dieren, Forum voor Democratie en ook de PvdA zouden het parlement niet halen. Vooral dat laatste is opvallend: bij eenzelfde systeem bij de vorige verkiezingen hadden de sociaaldemocraten 69 zetels binnengesleept (tegenover 81 voor de VVD).
Oneerlijk
Met die ondervertegenwoordiging van kleinere partijen is een van de belangrijke argumenten genoemd voor de systeemwijziging honderd jaar geleden. “Een dergelijk systeem pakt disproportioneel uit”, zegt de Leidse hoogleraar politicologie Ruud Koole. “Een scheve verhouding tussen electorale steun en het daadwerkelijk behaalde zetelaantal vinden wij Nederlanders niet eerlijk.”
In het Nederland van de negentiende eeuw hadden de verkiezingen voor veel kiezers praktisch gezien geen enkele betekenis, omdat hun favoriete partij geen enkele kans had op een meerderheid in hun district. Dat gold bijvoorbeeld voor socialisten of liberalen in Limburg, waar de katholieken per definitie wonnen. Geluiden van verschillende politieke minderheden waren in het parlement niet te horen.
Voordelen
Een districtenstelsel heeft echter ook voordelen. Lange coalitieonderhandelingen na Kamerverkiezingen zoals we die nu kennen, zouden niet langer nodig zijn. “Als je in het huidige Nederland je stem hebt uitgebracht en de uitslag is duidelijk, moet je maar afwachten wat voor kleur het uiteindelijke kabinet krijgt”, legt Koole uit. “Daar hebben de Britten veel minder last van. Die hebben meer het gevoel dat zij rechtstreeks bepalen wie er aan de macht komt.”
Bovendien is er in Groot-Brittannië een sterkere regionale band tussen Lagerhuisleden en hun achterban. Wie daar zorgen of vragen heeft over een bepaald onderwerp, kan die vrijdagmiddag rechtstreeks kwijt tijdens het spreekuur van zijn ‘eigen’ Lagerhuislid. Die komt in Londen op voor zijn eigen district. Dat voordeel van een grotere regionale binding is een belangrijke reden dat Koole in zijn tijd als PvdA-voorzitter hardop nadacht over een gemengd stelsel, waarbij Kamerleden deels via districten en deels 'evenredig' worden gekozen.
Hoe is dat nu in de Tweede Kamer? Worden de verschillende delen van het land goed vertegenwoordigd aan het Binnenhof? Dat is te zien in onderstaande kaart.
We zijn hierbij uitgegaan van geboorteplaats eerder dan woonplaats, omdat veel parlementariërs voor hun werk naar Den Haag zijn verhuisd. Maar ook dan geldt opvallend genoeg nog: wie zijn wieg in de hofstad had staan, heeft de meeste kans op een Kamerlidmaatschap. Ook premier en VVD-leider Mark Rutte komt uit Den Haag.
Met Rutte is gelijk de partijleider genoemd die het meeste zou profiteren van herinvoering van het districtenstelsel. Des te opvallender dat dit systeem onder zijn laatste liberale voorganger, de toenmalige premier Pieter Cort van der Linden, in 1917 werd afgeschaft. Waar zijn geestverwanten in de 19de eeuw de vaderlandse politiek hadden gedomineerd, zou het na Cort van der Linden 92 jaar duren voordat er met Rutte weer een liberale minister-president kwam.
Opvallend is dan wel dat de liberalen nu nog veel sterker zouden staan dan destijds. Bij de laatste verkiezingen onder het districtenstelsel haalden ze maar 36 van de 100 zetels. De sociaaldemocraten haalden er niet 0, maar 18.