Lies brengt een boot aan land
NOS NieuwsAangepast

Hoe bioloog Niko Tinbergen een beetje Eskimo werd

  • Lambert Teuwissen

    Redacteur

  • Lambert Teuwissen

    Redacteur

Qatsimaleq worden ze genoemd, de zeehonden die op het ijs liggen te zonnen in de buurt van een ademgat. De inheemse bevolking van Groenland had een opvallende jachtmethode voor deze dieren, beschrijft bioloog Niko Tinbergen in zijn boek Eskimoland uit 1934, dat deze week werd heruitgegeven.

De jager moet er rekening mee houden dat de dieren bij het rusten geregeld om zich heen kijken. "Krijgt het dier daarbij iets in het oog dat er daarvoor niet geweest is, dan fixeert hij het opeens en blijft er een tijdlang strak naar kijken", beschrijft Tinbergen de methode. Doodstil blijven liggen zou dan averechts werken; de jager moet dan juist een zeehond imiteren.

"Een qatsimaleq ligt nooit lange tijd achtereen doodstil op het ijs, behalve als hij dood is. De jager zorgt dus van tijd tot zijn hoofd op te steken en op zeehondmanier er wat mee rond te zwaaien. Af en toe moet hij op zijn zeehonds met zijn benen spartelen, of in de buurt van zijn schouder een wuifhandje laten verschijnen. De argwanende zeehond is dan al spoedig tevreden gesteld."

Tinbergen (1907-1988) was ruim een jaar met zijn vrouw Lies op Groenland om onderzoek te doen naar sneeuwgorzen. Het werk in 1973 leidde tot de Nobelprijs voor Fysiologie. En passant verdiepte hij zich ook in de cultuur van de plaatselijke bevolking, door hun eten te proberen, te leren kajakken en zich hun taal machtig te maken.

Die interesse was ongebruikelijk voor Europese bezoekers, stelt poolexpert Buijs. "Dat waren de Inuit van de Denen niet gewend. Die kwamen als kolonisten, dus stichtten ze een kerk en een handelspost en zetten het bestuur op. Tinbergen kweekte veel sympathie door zich in alles te verdiepen."

  • Uit besproken boek
    Niko tijdens de zeehondenjacht
  • Uit besproken boek
    Het kamp van Niko en Lies
  • Uit besproken boek
    Zalmschieten
  • Uit besproken boek
    Zeehondjagen met een lange harpoen
  • Uit besproken boek
    Umiat in de sneeuw

"Je krijgt een goede indruk van zijn geweldige respect voor de Inuit", zegt ook Hans Kruuk, biograaf en oud-collega van Tinbergen. "Hij had bewondering voor de manier waarop zij met de natuur omgingen."

"De mensen op Groenland waren jagers die afhankelijk waren van de natuur", vervolgt Kruuk. "Ze zagen de natuur als iets waar je respect voor moest hebben, maar niet sentimenteel over moest doen. Dat heeft Tinbergen beïnvloed: hij was ook niet sentimenteel, hij zag dieren als gedragsmachientjes."

Hilarische taferelen

Tinbergen doet zo veel mogelijk mee in alle tradities. Hij probeert kraaiheibessen (te bitter), zeekoet ("heerlijk vet") schiet zalm, plundert enthousiast sternnesten ("een niet alledaags luxeartikel") en eet keer op keer zeehond, "op de Eskimomanier: een groot stuk zo ver als je kunt in je mond proppen en dan vlak buiten de mond afsnijden".

Hoewel de Inuit zijn leergierigheid waardeerden, merkte Tinbergen dat men zijn onbeholpenheid dolkomisch vond. Bij zijn eerste kajakles liep het halve dorp uit om hem in het water te zien belanden. Hij leerde het vlot, volgens eigen zeggen omdat balanceren in een kajak hem aan fietsen deed denken.

Buijs herkent die geamuseerdheid bij de plaatselijke bevolking. "Dat is nog steeds zo. Elke generatie onderzoekers overkomt hetzelfde, mij ook. Het zijn vaardigheden die de kindertjes daar al leren, maar die je mist als je er als student van 20 komt. Dat levert hilarische taferelen op. Ik kende iemand die een oude man zonder aanloop over een riviertje zag springen. Toen hij het zelf probeerde, belandde hij midden in de rivier."

Zelfs het strijkijzer werd ons niet toevertrouwd.

Niko Tinbergen

Geamuseerd schreef Tinbergen over hoe de Inuit hem door zijn gestuntel niet voor vol aanzagen: "De Eskimo's verwachtten bij ons in het geheel geen praktische handigheid, zelfs niet wanneer het de omgang met Europese apparaten betrof. Er was geen sprake van dat mijn vrouw een naaimachine mocht aanraken. Ook het strijkijzer werd ons niet toevertrouwd."

Tinbergen merkte dat hij in ieder geval geen indruk hoefde proberen te maken met zijn Europese verworvenheden. "Eskimo's zijn weliswaar vol waardering voor zulke wonderen van de techniek, maar het eerste dat ze vragen is: 'Heb je het zelf gemaakt?', en als het antwoord dan bij elke gelegenheid weer ontkennend luidt, dan gaat de bewondering via verwondering over in een soort schouderophalend medelijden."

Ramen van zeehonddarm

Nog tijdens zijn verblijf op Groenland realiseerde Tinbergen zich dat de wereld van de Inuit onherroepelijk aan het veranderen was. Ramen met doorschijnende zeehondendarm waren ingeruild voor glas. Ski's deden hun intrede. Kleren van dierenhuid werden langzaam maar zeker verruild voor katoen. Harpoenen voor geweren. "Steeds meer werd ons duidelijk dat we ons zeer gelukkig mochten achten nog zo veel van het leven van een oorspronkelijk, weinig gedegenereerd jagersvolk te kunnen zien."

"Het was een tijd vol veranderingen", bevestigt Buijs. "In de jaren dertig gebeurde er ineens heel veel. Het was het internationale pooljaar en daarom kwamen er behalve de Nederlanders ook Fransen, Britten. Het was een drukte van jewelste. De bevolking bleef nog heel lang zelfvoorzienend, maar de eerste veranderingen traden toen op."

Voor de bevolking zelf was dat soms ook nog even wennen, merkte Tinbergen: "Eén van onze Eskimo-kennissen stokte midden in een uitvoerig verslag over zijn gezin, omdat hij zich de naam van zijn jongste spruit niet meer te binnen kon brengen." De nieuwe Europese namen waren nog onvoldoende ingeburgerd bij de vader.

Kwatta-reep

Wat wel bleef was de onderlinge verbondenheid van mensen op de rand van het bestaan. Tinbergen merkte dat men bij de traditionele verdeling van vlees rekening hield met hem en zijn vrouw als waren zij een gezin waarvan de kostwinnaar was omgekomen. Zijn wederdienst bestond uit een brok kandij of een Kwatta-reep.

"De wereld langzamerhand vergetende" werkte Tinbergen zo aan zijn onderzoek: 8 uur lang vogels observeren en aantekeningen verwerken. "We hebben de overtuiging dat onze dorpsgenoten ons als een onschadelijk soort krankzinnigen leerden beschouwen." Buijs herkent het beeld: "Je kunt je enorm focussen. Hier in Nederland word je voortdurend afgeleid, door ander werk of familie. Daar hadden ze 100 procent van de tijd voor het werk."

Aan het eind van het boek is het daarom alsof Tinbergen weer onwennig wakker wordt uit een diepe droom. Het is vreemd weer Hollands te horen, en post te lezen over de politieke toestand van Europa, Hitler en het Derde Rijk.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl