Slag in de Javazee: een geweldige klap en toen lag ik in het water
Hij denkt er niet graag aan terug: de Slag in de Javazee. Felix Jans besloot op zijn achttiende bij de Marine te gaan, zonder zich goed te realiseren waar hij eigenlijk voor tekende. In 1942 trokken Nederlandse, Amerikaanse, Australische en Britse schepen naar de Javazee om Japanse strijdkrachten op weg naar Java tegen te houden. Maar alles liep anders. Jans is een van de laatste Nederlandse overlevenden.
"Er was ineens een geweldige klap en toen lag ik in het water", vertelt de inmiddels 93-jarige oud-marineman. "Zonder te beseffen wat er gebeurd was, hebben we een tijdje rondgedreven. Vasthoudend aan hout en stukken boot." De angst onder de overlevenden was groot. "Diepe angst. Maar we hielden elkaar in de gaten. Gelukkig waren er genoeg wrakstukken om aan vast te klampen."
De Hr.Ms. Kortenaer, waar Jans verantwoordelijk was voor Kanon 1, werd op 27 februari 1942 geraakt door een Japanse torpedo. "We voeren de vijand eigenlijk tegemoet." Het schip brak in tweeën en was niet meer te redden. "We dachten dat de jappen alleen maar derdehands wapens hadden. Maar ze hadden het beste van het beste. Ze schoten goed, ze manoeuvreerden goed. Kansloos!"
Felix Jans weet niet meer precies hoe lang hij in het water heeft gedreven, wachtend op hulp. "Maar het was in ieder geval langer dan tien uur." Hij weet nog wel dat de Kortenaer die dag om 16.13 uur ten onder ging. "En de volgende ochtend kwamen ze ons ophalen."
Hij doelt op de Engelsen, die de schipbreukelingen met de Encounter uit zee oppikten. "We lagen in het schemerdonker. Ineens kwam er een schip voorlangs. Iedereen begon te schreeuwen en te gillen." En dat werkte. De Engelsen merkten de levende drenkelingen op en haalden ze uit zee.
Maar het geluk van oud-marineman Jans en zijn lotgenoten bleek van korte duur. De ellende begon pas echt toen de overlevenden van de slag op Java aan wal werden gebracht. Ze vielen in handen van de Japanners, als krijgsgevangenen.
"Dat is het ergste dat ik in mijn leven heb meegemaakt", zegt Jans. "Het eerste waarmee de jappen ons begroetten waren klappen. Ook schelden, maar we verstonden ze niet." Hij haat ze. "En waarom? Omdat ze laf zijn. Ze waren altijd met twee of drie man op je in aan het slaan."
De toen nog jonge matroos werd in die tijd als krijgsgevangene aan het werk gezet. Hij werkte 3,5 jaar aan de Birma-spoorlijn. Ook wel de Dodenspoorlijn genoemd. "Ik heb er van begin tot eind aan gewerkt. In Bangkok begonnen, dwars door Thailand heen. En dan de over de grens naar Cambodja. Allemaal lopend!"
De Birma-spoorlijn werd aangelegd tussen Nong Pladuk in Thailand en Thanbyauzayat in Myanmar, over een afstand van 415 kilometer. Heel veel krijgsgevangenen bezweken tijdens het werk. Bijna 3000 Nederlanders, 7000 Britten, 4500 Australiërs en 131 Amerikanen kwamen nooit meer thuis.
Ik was altijd een sportidioot. Veel hardlopen, veel zwemmen, boksen.
Maar Nederlander Felix Jans vocht zich er doorheen. Dat is te danken aan zijn goede lichamelijke conditie, zegt hij. "Ik was altijd een sportidioot. Veel hardlopen, veel zwemmen, boksen. Mijn lichaam was in een geweldige conditie. Misschien dat ik het daardoor kon hebben." De mensen die het niet overleefden, waren volgens Jans de jongens die ongetraind van huis kwamen.
De onverwachte bevrijding van de krijgsgevangenen kan hij zich nog goed herinneren. In augustus 1945. Het moment ontroert hem, tot op de dag van vandaag.
Komende maandag wordt de Slag in de Javazee herdacht. Op 27 februari 2017, precies 75 jaar later, met een herdenkingsceremonie op het ereveld bij het Karel Doorman-monument in Den Haag. Tientallen nabestaanden zijn daarbij aanwezig.
Ook Felix Jans is er maandag bij, al praat hij normaal gesproken vrijwel met niemand over de Slag in de Javazee. “Zelfs niet met mijn dochter. Zij hoeft mijn verdriet niet te delen, het is erg genoeg. Het is op ons neergegooid, voorbij is voorbij. Maar ik denk er wel vaak aan.”
Tóch kan hij niet zeggen dat hij spijt heeft gehad van zijn keuze om bij de Marine te gaan. "Je kreeg je bordje nasi en saté. Zat je niet bij de Marine, dan kreeg je niets. Dus iedereen deed zijn best om bij de Landmacht, de Luchtmacht of de Marine te komen. Want dan had je onderdak, dan had je verzorging. Ze hebben goed voor ons gezorgd. Ze hebben ons niet in de steek gelaten."