Hoe het aardgas verdwijnt uit Nederland
Rob Koster
Economie verslaggever
Rob Koster
Economie verslaggever
Afgelopen vrijdag nam het kabinet stilletjes een historisch besluit dat vanochtend werd gepresenteerd in de 'Energieagenda': de verplichting om huizen aan te sluiten op het aardgasnetwerk wordt geschrapt uit de wet. Het is het begin van het einde van een tijdperk dat Nederland warmte, comfort en rijkdom bracht.
Restwarmte uit de industrie, verwarming uit elektriciteit en geothermie moeten de komende decennia het aardgas gaan vervangen.
Goudmijn
We schrijven 22 juli 1959 als de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) bij boer Boon in het Groningse Kolham, gemeente Slochteren, een aardgasbel aanboort. Het blijkt het op dat moment grootste aardgasveld ter wereld en het wordt een goudmijn die Nederland inmiddels ruim 265 miljard euro heeft opgeleverd.
Het gas heeft bijgedragen aan de mogelijkheid om de Deltawerken aan te leggen, het zorgde voor goedkope energie voor de Nederlandse industrie en in de jaren 60 werd in rap tempo heel Nederland op het aardgasnetwerk aangesloten. Kortom: het gas heeft een grote invloed gehad op het economische herstel van het naoorlogse Nederland.
Wie denkt dat het kabinetsbesluit leidt tot tranen op het hoofdkantoor van de Gasunie in Groningen vergist zich. "Wij stellen ons ten dienste van de energietransitie", zegt Chris Glerum van de Gasunie. "Het is logisch dat dit gebeurt voor een klimaatbestendige toekomst. Je zal zien dat er de komende jaren steeds vaker alternatieven voor gas zoals restwarmte en geothermie gebruikt gaan worden."
Het bedrijf is betrokken bij de warmterotonde die de restwarmte van de - petrochemische - industrie in het Rotterdamse havengebied moet gebruiken voor de verwarming van bedrijven en huishoudens in Zuid-Holland. De Gasunie richt zich ook op biogas dat in de toekomst een rol zal blijven spelen in de totale energievoorziening. Ook al is die rol veel kleiner dan die van het aardgas nu.
Overigens is het niet helemaal gedaan met het aardgas. Sommige industrieën zullen het gas blijven gebruiken, de CO2-uitstoot moet dan afgevangen worden en opgeslagen in lege gasvelden.
Een groot deel van de energie in Nederland gaat naar de verwarming van huizen en kantoren. Ook al is duidelijk hoe het gas moet worden vervangen, het daadwerkelijk doen is nog een hele klus. Zo hikken lokale en provinciale overheden net als het bedrijfsleven en de rijksoverheid aan tegen de kosten van de aanleg van warmteleidingen.
Miljarden euro's zijn er nodig om de restwarmte van de industrie bij gezinnen in de woonkamers te krijgen. Onderzoeksbureau CE-Delft berekende dat dit voor bijvoorbeeld groot-Amsterdam alleen al ruim een miljard euro kost. De hoofdstad wil snel van het aardgas af maar vraagt wel om financiële steun van het rijk voor de aanleg van leidingen. Die steun is er nu nog niet.
Een ander probleem is de bron van restwarmte. Dat is industrie die niet het eeuwige leven zal hebben. Een kostbare leiding van Tata Steel in IJmuiden naar de kassen van Aalsmeer lijkt een goede investering, maar dan moet het bedrijf er over 25 jaar nog wel zijn.
Het aardgas gaat dus grotendeels verdwijnen uit Nederland, maar niet morgen of overmorgen. Het uitwerken van de alternatieven en de financiering zullen nog een flink aantal jaren duren. De Gasunie bezuinigt daarom voorlopig nog niet op het onderhoud aan het aardgasnetwerk in Nederland. En de NAM zal de komende jaren ook nog gas oppompen uit Slochteren, ook al is dit onder meer vanwege de aardbevingen veel minder dan vroeger.