'De mens is een eigenaardige, zelfs minderwaardige vinding'
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Jeroen Wielaert
Verslaggever
Hun werken hingen bijeen in het voormalige badhuis van de Duitsers aan de Sluislaan in Bergen. Het was een spektakel van de nieuwe Experimentelen: de schilders Appel, Constant en Corneille. De jonge bezoeker Armando raakte direct gefascineerd, die zomer van 1949. Dit was wat hij zocht: die onbevangenheid. Hij noemde het ‘de rauwe, hese onderkant van de vrijheid.’
Die inspiratie ligt ten grondslag aan de tentoonstelling Overmacht, Armando in Bergen. Hij is vanaf vandaag te zien in Museum Kranenburgh in het Noord-Hollandse kunstenaarsdorp.
'Overmacht' is de titel van een gedicht dat Lucebert, die grote zoon van Bergen, schreef als eerbetoon aan Armando. Het mondde uit in krachtige slotregels:
paukenpaniek bij het pokeren met tijd
laat het hem in alle eenvoud zien
sierpruik naast bierbuik mager lijk naast kadaver
hij heeft het aanvaard zo gelaten
als had hij alles geleefd geleden
vergeten niets en zeker niets aanbeden
Dankbaar dessert
Lucebert schreef het gedicht in 1991, toen Armando (1929) al lang naam had gemaakt als veelzijdig kunstenaar. Ze waren allebei dol op Bergen, maar hadden elkaar voor het eerst ontmoet in Berlijn, bij galerie Springer. Armando had Lucebert en zijn vrouw daar te eten gevraagd. Het gedicht kwam als een dankbaar dessert.
Heel anders was het in het begin met Armando en de Experimentelen. De kunstenaars Appel, Corneille en Constant vormden in 1948 de Nederlandse afvaardiging naar Parijs voor de inwijding van de Europese doorbraakbeweging Cobra. Armando had er wel iets over gelezen, maar nog geen doeken van hen gezien. Hij musiceerde wat, speelde viool, zocht een richting in de kunst.
In de zomer van 1949 waren de ouders van Armando te gast in een pension in Bergen. De pensioneigenaren hadden een zoon die marinier was op het vliegdekschip Karel Doorman. In zijn uniform ging hij samen met Armando de open ateliers af.
Ik heb het licht nooit mogen zien. Misschien heeft het licht mij gezien.
De keramist Dick Hubers had een mooie ruimte gevonden in dat oude badhuis. Armando stond versteld. Bijna 67 jaar later zegt hij: "Het fascineerde me enorm, maar ik begreep er niets van. Het is me mijn hele leven bijgebleven. Ik wist wel van die beweging, maar hun beruchte tentoonstelling in het Stedelijk in Amsterdam van '48 heb ik niet gezien."
Zag hij daar in Bergen dus voor het eerst het licht? Dat vindt Armando overdreven. Met het zachte sarcasme dat hem eigen is zegt hij: "Ik heb het licht nooit mogen zien. Misschien heeft het licht mij gezien. Ik weet het niet."
Als hij die doeken niet begreep, wat vertelden ze hem dan wel? Nu zegt hij direct en duidelijk: "Vrijheid. Een totale vrijheid die ik op die leeftijd nog niet helemaal kon begrijpen, maar het gaat op die leeftijd heel snel. 18, 19 was ik. Het was een vrijheid die ik niet altijd als vrijheid zag, maar we leefden wel in vrijheid. Vrijheid was na de bevrijding heel belangrijk."
Onderduikers
Armando had de oorlog beleefd in Amersfoort, was vaak gaan kijken bij het beruchte Kamp. Zijn ouders hadden twee onderduikers toegelaten. Het werd verraden, de Duitsers vielen binnen. Met het hele gezin zijn ze zelf een paar dagen uit hun woning gevlucht, uit angst voor brandstichting door een Duitse granaat. Dat kwam er niet van.
Alles maakte een diepe indruk op de jeugdige Armando. Het werd een donkere laag in zijn kunstenaarschap. Het kwam allemaal tot uiting in zijn boeken, tekeningen en schilderijen.
In de vroege jaren 50 deelde hij wel in de even revolutionaire, als experimentele geest van Cobra. "Het was allemaal een beetje verborgen, maar het was er wel. Ik nam er iets van mee. Het veranderde heel snel naar mijn eigen kunst. Mijn eerste schilderijen zijn van 1953. Het was toen nog met lak. Ik kon geen olieverf betalen."
Zwaar beladen landschappen
In Museum Kranenburgh hangen ook vroege tekeningen op papier – dat was ook goedkoop, een kwartje per vel. Er is een half abstract landschap te zien met hier en daar een boom, alles vervat in de kleuren rood, groen en geel. Het is een vroeg voorbeeld van een van zijn belangrijkste thema's. Armando heeft nooit lieflijke landschapjes verbeeld, maar zwaar beladen landschappen. Stellig zegt hij: "Daar kun je niet omheen. Je hebt onderwerpen die van jou zijn en die je misschien om je heen gezien hebt."
Kamp Amersfoort stond in het groen buiten de stad, vol bomen die Armando als stille getuigen zag van wat de gevangenen binnen het prikkeldraad werd aangedaan. Hij bedacht er de betiteling 'schuldig landschap' voor. Zoveel jaar later zegt hij: "Natuurlijk is een landschap niet schuldig, maar ik noem het wel zo. Het zijn beladen landschappen. Lieflijk? Nee, helaas niet."
In 1945 heb ik een minuut gedacht: 'nu komt er nooit meer oorlog'. Nou, daar ben ik heel snel van genezen.
Altijd is het gegaan over de contrasten van goed en kwaad, waar het vaak schuurt tussen ellendige actualiteit en de schoonheid die er toch omheen voorkomt. Dat is zo tot de dag van nu en straks.
Het brengt Armando tot het diepste schamperen: "Het is kennelijk des mens. Het zijn wel mijn jeugdjaren en die herinneringen schilder ik uit. In 1945 heb ik een minuut gedacht: 'nu komt er nooit meer oorlog'. Nou, daar ben ik heel snel van genezen. Er blijft dreiging bestaan naast schoonheid. Kennelijk is dat zo. Heel merkwaardig. De mens is een eigenaardige vinding. Ik vind het eigenlijk een minderwaardige vinding. En daar schaar ik mezelf ook onder, om alle misverstanden te voorkomen."
Overmacht dus?
"Tuurlijk. Je leeft met overmacht. Het is zelfs zo met de schilderijen die ik nu maak, of die ik móet maken. Niemand geeft me de opdracht. Maar ik héb de opdracht."
Een innerlijke noodzaak?
"Ja, kennelijk. Het is een afgetrapt begrip, maar het is kennelijk zo."
Is het een kwestie van blijven bezweren?
"Achteraf bezien wel. Je denkt er niet bij na als je het maakt. Maar het is bezweren, ja. Ik heb wapens geschilderd. Maar dat doe je om ze on –streepje- schuldig te maken."
In het Bergense museum hangt dat prille werk tegenover het latere, zoals het grote zwart-wit-beeld van de beruchte rozentuin in Kamp Amersfoort, de met prikkeldraad omspannen folterruimte. Veel van het latere werk is verkocht, tot blijdschap van Armando. Met een grinnikje: "Gelukkig, voor een arme kunstenaar."
Het is voor het eerst dat hij het in een totaal van meer dan vijftig jaar bij elkaar ziet. Zijn eigen oordeel? "Armando is oud geworden. Dat is het enige wat ik kan zeggen. Het is interessant om die dingen terug te zien. Ik moet eerlijk zeggen, en ik heb niet zo'n hoge dunk van mezelf: 'hoe is het mogelijk dat ik dat toen gemaakt heb, toen, echt!' Maar verder deug ik niet. Ik ben een totale digitale analfabeet en verder kan ik niks."
Is hij niet toch een beetje tevreden met de tentoonstelling in Bergen? Smalend: "Ik ben bang van wel, als enige. Dat is altijd het leuke op tentoonstellingen: de enige die kijkt ben ik. Als enige ben ik nieuwsgierig naar die schilderijen. De anderen staan met de rug ernaar toe en staan elkaar hartelijk te feliciteren dat ze elkaar weer zien. Nou en? Ik schilder. Het zijn belangrijke stappen die je zet in je leven. Wat had ik anders moeten doen?"