Nieuwe Vincent Janssen blijft misschien wel buiten beeld
Voor jonge voetballers en hun ouders in heel Nederland is het een spannende tijd: kom ik wel of niet bij 'de selectie’ van mijn amateurclub? Via speciale trainingen wordt in deze periode besloten wie hoog mag gaan voetballen en wie niet. Maar is die selectie eigenlijk wel zorgvuldig genoeg ?
Vaak niet, zeggen wetenschappers. Veel potentiële toppers blijven daardoor buiten beeld. De nieuwe Vincent Janssen en Kenny Tete worden misschien wel nooit als zodanig herkend.
Eén van die onderzoekers is bewegingswetenschapper Marije Elferink-Gemser van de Rijksuniversiteit Groningen. Zij doet veel onderzoek naar de vraag wat voetballertjes potentiële sterren maakt. Daartoe volgt zij 650 jonge talenten over een reeks van jaren.
'Vroegrijpers'
Haar conclusie is dat veel toppers onopgemerkt blijven door jeugdtrainers en scouts, omdat zij bijvoorbeeld fysiek nog achterlopen op het moment dat ze zeven of acht jaar oud zijn. Dat is de leeftijd waarop zowel de amateurclubs als het betaalde voetbal al beginnen te selecteren. De ‘vroegrijpers’ met veel kracht en snelheid vallen op, de ‘laatbloeiers’ vallen af.
Kinderen die in de eerste helft van het kalenderjaar geboren worden, hebben in de praktijk een veel grotere kans om selecties te halen dan de jongere en kleinere kinderen uit de tweede helft van het jaar. Alleen omdat die laatste groep op dat ene peilmoment lichamelijk nog minder ontwikkeld is.
Je moet als kind de regie nemen over je eigen ontwikkeling.
De vroege selectie kan zo volgens Elferink-Gemser een 'self fulfilling prophecy' worden: de kinderen die wél worden geselecteerd krijgen meer training. En die training is ook nog eens op een hoger niveau. Bovendien spelen zij tegen sterkere tegenstanders, in een hoger tempo. Door dit alles krijgen de vroeg-geselecteerden meer ontwikkelingsmogelijkheden dan de niet-geselecteerden, die nooit meer het eerste elftal van hun club dreigen te halen.
Regie
Terwijl er best het nodige te zeggen is over het werkelijke potentieel van kinderen. Met name over het zo belangrijke bewegingstalent. Dat kan via tests die meer inzicht geven hoe snel een voetballertje is, hoe goed zijn coördinatie is en of hij een sterke dribbel in de benen heeft. Harde voorspellingen komen niet uit die gegevens, maar ze geven wel veel belangrijke informatie.
Ook de motivatie en het leervermogen van jonge voetballers zijn testbaar. Elferink-Gemser: “Om te slagen in de topsport, is het belangrijk dat je als het ware de regie neemt over je eigen ontwikkeling. Dat gebeurt niet bewust. Sommige kinderen hebben dat van nature. Dat zijn de kinderen die bij een training als eerste op het veld staan en na afloop nog even doorgaan. Wij hebben ooit een test gedaan die op zichzelf helemaal niet belangrijk was, wij keken uitsluitend wie zich ruim op tijd meldde en vooraf ging oefenen. Die kinderen hebben een enorme voorsprong op leeftijdgenootjes die tot het laatste moment in de kantine blijven.”
Vraag je kind niet of hij heeft gewonnen, maar of het leuk was.
Er is dus ook zeker hoop voor kinderen die niet op heel jonge leeftijd al worden uitgenodigd voor de hoogste teams. Wie niet bij de pakken neerzit, maar zichzelf blijft verbeteren door gewoon veel te voetballen op straat en ook andere sporten te beoefenen, die kan later alsnog in het oog springen.
Ouders kunnen daar bij helpen. Elferink-Gemser heeft een belangrijke tip voor vaders en moeders van voetballertjes met ambitie: ‘Vraag je kind als hij thuiskomt hoe het was. Of het leuk was. En niet gelijk of hij heeft gewonnen. Het beschikbare onderzoek laat zien dat kinderen van ouders die vooral de nadruk leggen op plezier, in de praktijk het meest succesvol zijn.”