Achttien kanttekeningen Kamerlid Van der Steur bij brief Teevendeal
Minister Van der Steur was in 2014 als Kamerlid nauw betrokken bij de brief die minister Opstelten naar de Kamer stuurde over de Teevendeal. Vandaag gaf Van der Steur een concept van de brief vrij, die vol staat met opmerkingen en tekstsuggesties van zijn hand.
Zo stelde Van der Steur voor een alinea over herinneringen van betrokkenen bij de deal tussen Justitie en drugscrimineel Cees H. te veranderen. In het origineel stond dat de betrokkenen, onder wie Teeven, "niet zodanige" herinneringen hadden dat ze onderbouwde uitspraken konden doen over het bedrag dat overgemaakt was.
Hele alinea schrappen
Door tussenkomst van het VVD-Kamerlid Van der Steur werd dat veranderd in "niet voldoende" herinneringen. Ook suggereert hij een hele alinea te schrappen, waarin minister Opstelten schrijft dat het hem spijt dat hij de Kamer geen duidelijkheid kan verschaffen.
Het was al bekend dat Van der Steur, samen met zijn toenmalige fractiegenoot Dijkhoff (nu staatssecretaris), nauw betrokken was bij de strategie van de VVD-bewindslieden in de politieke afwikkeling van de deal. Dat is omstreden, want Kamerleden worden geacht de regering te controleren.
Daar komt hoe dan ook gedonder van.
Er staan 18 opmerkingen van Van der Steur in de kantlijn van de brief. Zo ergert hij zich aan het feit dat oud-procureur-generaal Van Brummen, die onderzoek deed naar de deal, nooit met Fred Teeven sprak. "Daar komt hoe dan ook gedonder van", schrijft Van der Steur.
Informatie achterhouden
Hij heeft het concept maandag naar de Kamer gestuurd omdat hij "wil voorkomen dat de Kamer het gevoel houdt dat informatie wordt achtergehouden". Van der Steur zegt nogmaals dat hij het betreurt dat hij niet eerder een grens voor zichzelf heeft getrokken bij zijn hulp aan het departement.
Toch is het volgens hem "al vele jaren gebruikelijk" dat er bij belangrijke processen contacten zijn tussen ministeries en Kamerleden van de coalitie.
Woensdag debatteert de Tweede Kamer over het tweede rapport van de commissie-Oosting. Daarin werd geconcludeerd dat het op het ministerie van Veiligheid en Justitie een bestuurlijke chaos was, maar dat er bij de nasleep van de Teevendeal geen sprake was van een doofpot.