Flipper-trainer weggestuurd uit Dolfinarium Harderwijk
De voormalige dolfijnentrainer van Flipper, de Amerikaan Ric O'Barry, is vanmiddag weggestuurd uit het Dolfinarium in Harderwijk, schrijft Omroep Gelderland. O'Barry trainde in de jaren 60 dolfijnen voor de tv-serie Flipper maar is tegenwoordig fel tegenstander van dolfijnenshows. Hij was afgekomen op een bijeenkomst waarbij tegenstanders in gesprek konden gaan met medewerkers van het Dolfinarium.
De gemeente Harderwijk had de ontmoeting georganiseerd tussen dierenactivisten en het Dolfinarium. Daarbij was geen pers welkom en was een beperkte groep activisten uitgenodigd. Vanmiddag bleek dat de activisten wel pers hadden uitgenodigd. Ook was er verwarring over de aanwezigheid van O'Barry, omdat die onder een andere naam op de deelnemerslijst stond.
"Kennelijk was men niet uit op een open en inhoudelijke dialoog, maar op een behoorlijke publiciteitsstunt", schrijft het Dolfinarium in een verklaring. "De burgemeester heeft op dat moment besloten de afspraak af te zeggen en de beoogde dialoog niet door te laten gaan. Uiteraard hebben wij als Dolfinarium dit besluit gesteund."
O'Barry snapt niet dat de ontmoeting is afgeblazen. "Als het Dolfinarium zo open en eerlijk zou zijn, waarom zetten ze ons er dan uit?" Volgens hem zou het Dolfinarium onder de circuswet moeten vallen. Dat zou betekenen dat er geen wilde dieren gehouden mogen worden. De voormalige dolfijnentrainer wil dat de dolfijnen in een natuurlijkere omgeving worden gehouden. Hij noemt het dolfijnenverblijf in Harderwijk 'een nepbaai'.
Het Dolfinarium zegt te voldoen aan alle normen en eisen. Volgens een woordvoerder van het Dolfinarium gaat de circuswet voornamelijk over het vervoer van wilde dieren en is daar bij het Dolfinarium nauwelijks sprake van. "De dieren zijn gelukkig en gezond bij ons."
Rambam
Eerder dit jaar was het Dolfinarium in opspraak omdat een verzorger een dolfijn aftrok. Beelden daarvan waren te zien in het televisieprogramma Rambam. De fractieleider van de Partij voor de Dieren in Flevoland deed aangifte, maar het Openbaar Ministerie ging niet over tot vervolging omdat er geen sprake zou zijn geweest van een ontuchtige handeling.