NOS Nieuws

Huwelijk Londen en Brussel vanaf begin moeizaam

De relatie van Groot-Brittannië met de EU is er een van eindeloze onderhandelingen, felle woorden en diep wantrouwen. Wantrouwen dat teruggaat tot ver voor de Britse toetreding. Jarenlang probeert de Franse president Charles de Gaulle de Britten buiten de Europese deur te houden.

Uiteindelijk ondertekent Groot-Brittannië het verdrag voor toetreding in 1972.

1972: Groot-Brittannië ondertekent toetreding tot EEG

De toetreding op 1 januari 1973, vier jaar na het aftreden van De Gaulle, wordt in het Verenigd Koninkrijk gevolgd door een referendum. 67,2 procent is in 1975 vóór het lidmaatschap van de Europese Economische Gemeenschap, de voorloper van de EU. "Dat ging heel duidelijk over een vrijhandelszone, niet meer dan dat", zegt oud-correspondent en Verenigd Koninkrijk-kenner Hieke Jippes.

Maar al snel na dat referendum beginnen de problemen. De Britten vinden onder meer dat ze te veel bijdragen aan de landbouwsubsidies. Jippes: "Ze zagen dat vooral Franse boeren daarvan profiteerden. Dat was mede de aanleiding voor groeiende euroscepsis."

Van pond naar kilo

Veel Britten zijn ook niet gelukkig met het metrieke systeem dat volgens Europese regels moet worden ingevoerd. "Van de ene dag op de andere moesten ze een halve kilo- in plaats van een pond appels kopen. En wee de koopman die zijn borden niet aanpaste."

De nieuwe conservatieve premier Margaret Thatcher neemt dat negatieve sentiment na haar aantreden in 1979 meteen over. Na een Europese top in Dublin slaat ze met haar handtas op tafel en verkondigt ze dat de Britten onevenredig veel betalen en daarom "hun geld terug willen".

Als Thatcher aankwam op de top, bleek dat alles al was besloten.

Hieke Jippes

De toon is gezet. Het gevecht over de Britse bijdrage duurt vier jaar. Uiteindelijk krijgt Thatcher haar zin. De Britse bijdrage wordt jaarlijks opnieuw bekeken. Maar het leidt niet tot verzoening tussen Thatcher en Brussel. "De Fransen en Duitsers hielden bij iedere belangrijke Europese top vooraf hun eigen mini-topjes. Als Thatcher aankwam op de top, bleek dat alles al was besloten."

Thatcher voelt zich persoonlijk ook gekleineerd door Franse en Duitse leiders als Valéry Giscard d'Estaing en Helmut Kohl. "D'Estaing zag haar als een burgerjuffrouw", zegt Jippes daarover.

De moeizame relatie met bondskanselier Kohl werd pijnlijk duidelijk bij een overleg met Thatcher in Oostenrijk. Kohl excuseerde zich omdat hij dringende zaken in Bonn had. "Even later zag een assistent van Thatcher hem in een café achter een enorm stuk taart zitten."

'No, no, no!'

Thatcher verwoordt de euroscepsis keihard tijdens een toespraak in Brugge in 1989. Ze haalt genadeloos uit naar de "eindeloze regulering" vanuit Brussel en de steeds intensievere politieke samenwerking in Europa. Een jaar later doet ze het nog een keer over in haar eigen parlement. Haar "no, no, no" tegen de pan-Europese visie van Eurocommissaris Jacques Delors blijft nog lang nagalmen in het collectieve geheugen van haar partijgenoten.

1990: Thatcher valt visie Jacques Delors aan

Maar er is binnen haar eigen partij ook verzet tegen Thatchers euroscepsis. Een van haar belangrijkste tegenstanders is haar eigen minister van Buitenlandse Zaken: Geoffrey Howe. Hij stapt in 1990 op uit onvrede met Thatchers autoritaire Europa-beleid.

In een vernietigende afscheidsspeech vraagt hij zich af wat Thatcher eigenlijk wil bereiken met haar Europese nachtmerrie-scenario's.

1990: Geoffrey Howe over Thatcher

Mede door Howe's verzet moet een toch al verzwakte Thatcher het veld ruimen. Opvolger John Major zit vervolgens in zijn maag met een tot op het bot verdeelde partij. "Major heeft het meest geleden onder het conservatieve schisma. Zijn bezweringsformule is: we moet niet tegen Europa, maar juist het hart van Europa zijn. Want we willen wel meebeslissen."

Hij brengt zijn woorden in de praktijk: in 1992 weet hij bij de voorbereidingen voor het Verdrag van Maastricht belangrijke uitzonderingen te bedingen voor het Verenigd Koninkrijk: de Britten zullen niet deelnemen aan de gezamenlijke Europese munt - de latere euro - en aan het sociale hoofdstuk van het verdrag.

Labour-premier Tony Blair adopteert de sociale maatregelen uit Brussel alsnog en heeft een warmer hart voor Europa. "Hij was de eerste premier die positief was over de EU", zegt Jippes. "Britten zien hem lachend op de fiets in Amsterdam." Daar was in 1997, toen Blair net premier was, een EU-top.

1997: Blair op de fiets in Amsterdam

Blairs opvolger Gordon Brown houdt het Verenigd Koninkrijk opnieuw buiten de euro, iets waar veel Britten blij om zijn als in 2008 de financiële crisis uitbreekt. "De Britten hadden hun eigen centrale bank en waren dus niet afhankelijk van de Europese Centrale Bank, waardoor ze de waarde van het pond konden manipuleren. Het pond is nog altijd meer waard dan de euro. En zo zijn de Britten nu ook blij dat ze niet tot Schengen zijn toegetreden. Ze hebben als eiland altijd hun eigen grenzen willen bewaken."

Als in 2010 David Cameron aantreedt, speelt de verdeeldheid in de Conservatieve Partij opnieuw op. Mede onder druk van anti-Europa-partij UKIP, die aan de rechterkant van de Conservatieven knabbelt, zegt Cameron een referendum over de EU toe.

2015: Cameron kondigt referendum aan

Het wordt dit keer een heel ander referendum dan in 1975. "Bij dit referendum wordt de goede vraag gesteld: erin of eruit. In 1975 was de vraag of de Britten deel wilden uitmaken van een economische gemeenschap. Dit keer gaat het over de huidige EU als politieke unie, met een machtsconcentratie in Brussel", zegt Jippes.

"Cameron kan een nieuwe afspraak alleen thuis verkopen als Groot-Brittannië niet meedoet aan een ever closer union. En hij wil dit oplossen zodat ze het zeker één generatie lang niet meer over Europa hoeven te hebben."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl