'In Den Haag wordt een privékwestie meteen politiek'
Lambert Teuwissen
Redacteur
Lambert Teuwissen
Redacteur
Op vrijdagavond 15 juli 1966 maakte minister van Binnenlandse Zaken Jan Smallenbroek een cruciale inschattingsfout. Na een diner in Hotel Des Indes botste hij tegen een geparkeerde auto. Er was alleen blikschade, maar in plaats van de eigenaar te zoeken, reed de minister door. Met gedimde lichten, zei een getuige later.
Smallenbroek zei de volgende dag tegen de politie dat hij oververmoeid en in paniek was geweest, maar het was niet uit te sluiten dat hij ook te veel had gedronken. Onder druk van de pers en zijn eigen Anti-Revolutionaire Partij trad hij af.
Jan Smallenbroek is een van de achttien ministers (en een staatssecretaris) die aan bod komen in het boek Gevallen op het Binnenhof, gebaseerd op het promotieonderzoek van Charlotte Brand. In het boek worden de affaires tussen 1918 en 1966 besproken. Later dit jaar volgt een tweede deel van Anne Bos over de gevallen tot 2002.
Privé wordt politiek
"Eigenlijk was de botsing van Smallenbroek een privézaak, maar privé bestaat niet in Den Haag. Een privékwestie wordt meteen politiek", zegt Brand.
Hetzelfde ontdekte de liberale minister van Onderwijs Marchant, toen hij in 1935 heimelijk overging tot het katholicisme. Omdat het verschil tussen openbare en christelijke scholen in die tijd een heet hangijzer was, voelden collega-ministers en partijgenoten zich verraden toen dat uitkwam.
"Marchant vond het een privézaak, maar het plaatste wel zijn werk in een totaal ander daglicht", vertelt Brand, "Voor zijn collega’s was dat een reden hem de laan uit te sturen. Hij had moeten inzien dat deze privékwestie politiek zou worden."
Als je geen goede afspraken maakt, gaat het tijdens de rit fout.
Toch is het volgens Brand zeldzaam dat bewindspersonen worden weggestuurd om privékwesties. "Dat zijn er maar een paar. Vaker gaat het om het beleid, waar het in Den Haag tenslotte ook om moet gaan. Ze vallen uiteindelijk op de inhoud."
"Soms waren bepaalde zaken niet goed afgesproken bij de kabinetsformatie. Moeilijke kwesties werden in het midden gehouden en dan zie je altijd dat het misgaat. Als je geen goede afspraken maakt, gaat het tijdens de rit fout."
Weinig formele macht
Brand zag de rol van de premier groeien in deze periode, van simpele voorzitter van de ministerraad tot coördinator van het regeringsbeleid. "In Nederland is de premier primus inter pares. Hij heeft niet zo veel formele macht als de Duitse bondskanselier of de Britse prime minister, maar juist in crisissituaties wordt regie gevraagd. Als die er niet is, gaat het mis."
"Zo durfde De Quay niks tegen zijn minister van Sociale Zaken Van Rooy te zeggen, omdat hij ook een persoonlijke vriend was. Doordat het niet tot een goed gesprek kwam, kon die heel lang bungelen, maar hij redde het uiteindelijk niet."
De rol van de Eerste en Tweede Kamer valt Brand ook op. Zelden nam het parlement expliciet een motie van wantrouwen aan tegen een minister. "In mijn onderzoek zie ik dat ministers eerder worden weggestuurd met een impliciete motie van wantrouwen, door belangrijke wetsvoorstellen of een begroting weg te stemmen. Vaak was ook de dreiging van een motie van wantrouwen al voldoende voor een minister om te vertrekken."
Eigenlijk kon niemand het ooit goed doen.
Opvallend is bijvoorbeeld het plotselinge afscheid van Willem Naudin ten Cate, die al bij zijn eerste debat in de Kamer als minister van Marine zijn conclusies trok. "Hij was een hoge militair met veel vakkennis en leek dus de ideale kandidaat, maar hij was het politieke spel niet vaardig."
"Ten Cate kwam uit een sterk hiërarchische omgeving en schrok van de kritiek in de Tweede Kamer. Die was ook fors, maar dat gold voor alle defensieministers destijds. Eigenlijk kon niemand het ooit goed doen", zegt Brand.
"'Daar zien ze me nooit meer terug', schijnt hij te hebben geroepen. Zijn collega’s schrokken er zo van dat ze nog probeerden zijn vrouw naar Den Haag te laten komen om haar te vragen haar man te overreden terug te komen. Het lukte niet."
Overigens was het merendeel van de afgetreden bewindslieden afkomstig van Defensie: acht van de negentien. Het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck verloor er maar liefst vier. Dat komt deels omdat er voor dat departement vaak hoge officieren werden gekozen die net als Ten Cate weinig politieke kennis hadden.
"Die mensen waren eigenlijk het politieke spel niet vaardig en redden het niet. Ze waren zeer vakbekwaam, maar niet politiek geprofileerd en dat bleek wel nodig. Nu gaan er ook nog wel eens stemmen op voor een zakenkabinet, maar na dit onderzoek zou ik dat zeker niet adviseren."