Molukkers slepen de staat voor de rechter om 'De Punt'
De nabestaanden van twee in 1977 bij De Punt doodgeschoten Molukse treinkapers hebben de Nederlandse Staat aansprakelijk gesteld voor hun dood. Volgens hun advocaat Liesbeth Zegveld is er voldoende bewijs dat Max Papilaja en Hansina Uktolseja bij de beëindiging van de kaping door mariniers van dichtbij zijn geëxecuteerd.
De staat is gedagvaard voor een zitting op 23 december bij de rechtbank in Den Haag. De nabestaanden willen dat de rechtbank een oordeel velt over de aansprakelijkheid van de staat. Dat is nodig om vervolgens een schadevergoeding te kunnen vaststellen, al is dat volgens Zegveld niet het hoofddoel.
"Het is niet aan de uitvoerende macht, die beschikt over het geweldsmonopolie, om een oordeel te vellen over schuld, laat staan over leven en dood. In een rechtsstaat is dat oordeel aan de rechter. Door het recht in eigen hand te nemen door Max Papilaja en Hansina Uktolseja te executeren, heeft de staat de meest elementaire beginselen van de rechtsstaat geschonden", meent Zegveld.
Onafhankelijke Molukse republiek
Eerder al concludeerde de mensenrechtenadvocate op basis van autopsierapporten en een rapport van het Gerechtelijk Laboratorium van Justitie dat enkele Molukse kapers bij de bestorming van de gekaapte trein van dichtbij door mariniers werden doodgeschoten terwijl ze al waren uitgeschakeld en geen verzet boden.
De trein bij De Punt was op 23 mei 1977 gekaapt door negen Molukse jongeren: acht mannen en een vrouw. Ze wilden met hun actie aandacht voor de strijd voor een onafhankelijke Molukse republiek, de RMS. Na twintig dagen maakten speciale eenheden van het korps mariniers met geweld een einde aan de treinkaping. Zes treinkapers en twee gijzelaars kwamen bij de bestorming om het leven.
Uit de rapporten die pas de afgelopen jaren zijn vrijgekomen blijkt dat bij de zes omgekomen kapers destijds samen 144 verwondingen zijn geconstateerd. Volgens Zegveld blijkt er ook uit dat twee kapers van dichtbij, door mariniers in de trein, zijn doodgeschoten. Dat blijkt volgens haar onder meer uit een verwonding die bij één van hen is geconstateerd. Die duidt erop dat een vuurwapen in direct contact met het slachtoffer is geweest. Ook zouden de kapers met revolvers door het hoofd zijn geschoten. Daarbij is volgens Zegveld ook gebruikgemaakt van verboden munitie.
Niet onrechtmatig
Zegveld benadrukt dat de nabestaanden van Max Papilaja en Hansina Uktolseja met de procedure niet willen ontkennen of bagatelliseren dat de twee deelnamen aan een ernstig misdrijf. "Maar ook voor hen die betrokken zijn bij de meest ernstige misdrijven geldt het recht. Op geen enkele wijze kwam de staat het recht toe om Max en Hansina van het leven te beroven. Ze waren reeds zodanig getroffen door vuurgeweld dat zij aangehouden hadden kunnen, en dus moeten, worden", zegt de advocate.
Eerder dit jaar liet toenmalig minister van Justitie Opstelten weten dat hij vindt dat de staat niet aansprakelijk is voor schade van nabestaanden van de kapers. Volgens hem bleek uit uitgebreid onderzoek van de overheid niet dat de bevrijdingsactie onrechtmatig en buitenproportioneel is geweest. De rechter zal nu moeten oordelen wie gelijk heeft: de staat of de nabestaanden van de omgekomen kapers.