Van Rouwendaal traint altijd in baan 7
In haar piepkleine appartement in Narbonne wijst Sharon van Rouwendaal naar een enorme collectie medailles. Ze heeft ze bevestigd aan de spijlen van het bed, alias de hangbank. Allemaal behaald tijdens een jaar trainen onder haar Franse coach Philippe Lucas. Als ze aan het tafeltje in haar kamer eet, kijkt ze uit op het eremetaal. “Dat eet toch wat gezelliger. Als ik het even moeilijk heb, kijk ik naar mijn medailles en dan denk ik: da’s toch niet verkeerd.”
Het was september 2013, toen Van Rouwendaal besloot het roer rigoureus om te gooien. Ze was klaar met de trainingsschema's in Nederland. Ze wilde zwaarder trainen, meer kilometers maken en besloot terug te keren naar Frankrijk, het land waar ze haar jeugdjaren doorbracht met haar ouders.
Van Rouwendaal koos voor het Spartaanse regime van Lucas, de trainer die in het verleden Laure Manaudou naar grote successen leidde. Ze vestigde zich in Narbonne, waar ze een monotoon bestaan leidt. Slapen, trainen, eten, rusten, trainen, eten, slapen. “Het is niet makkelijk, maar ik denk er liever niet over na of het zwaar is. Ik heb maar één doel."
Lange, warme jas
De trainingsdag begint vrijwel dagelijks om half acht. Terwijl Narbonne ontwaakt, staat Van Rouwendaal gestoken in een lange, warme jas aan de rand van het buitenbad, samen met haar ploeggenoten. Coach Lucas verschijnt ten tonele. Een markante verschijning. Lange grijze haren, oorbellen, stoere zonnebril op het hoofd. Hij dirigeert de zwemmers het water in met een kort commando: "Hup!"
Voor de Nederlandse zwemster is het dan steeds weer de vraag wat Lucas voor haar in petto heeft. Maar ze zwemt hoe dan ook steevast in baan 7. “Dat is de zwaarste baan, de moeilijkste baan. Ik heb altijd baan 7, de rest wisselt wel.”
Na het inzwemmen komt Lucas met zijn eerste instructies. “Het is 200 meter, plus 300, plus 100. En dat zes keer. Met mannenstarttijden. Weinig rust in ieder geval.”
Een training onder Lucas behelst méér dan alleen maar veel kilometers maken. Zijn assistent legt uit: “Het gaat ook om het behouden van je snelheid in een bepaalde periode.” Of om het plaatsen van een versnelling. Van Rouwendaal: “Het was eigenlijk een openwatertraining. Dat je mee kunt als er in de wedstrijd een aanval wordt geplaatst.”
Eitje
Na tweeënhalf uur bikkelen in het water staat de teller bij Van Rouwendaal op 9 kilometer. Dat vergt veel van het lijf, vooral van de armen. Maar opgeven staat niet in de vocabulaire van de langeafstandsspecialiste. “Ik hou er juist van om het laatste rondje het snelst te doen. Dat voelt een beetje als het einde van een race, dan wil je toch nog harder.”
De trainingen in Narbonne mogen een zware opgave zijn, ze maken Van Rouwendaal mentaal wel sterker. “Ik krijg hier meer zelfvertrouwen van. Door hard te trainen, en mijn lichaam moe te laten zijn en pijn te laten lijden. Als ik in een wedstrijd pijn heb, is het niks vergeleken met wat ik in de trainingen voelde. Als ik dan 10 kilometer zwem, is het een eitje.”
Sharon van Rouwendaal wijst naar een ploeggenoot, die verderop een indringend gesprek lijkt te hebben met Lucas. De jongen was tijdens het hardlopen in gebreke gebleven. “Hij liep heel slecht en zei dat hij pijn aan zijn benen had. Maar dat is niet zo.”
De ploeggenoot zou de kantjes er vanaf hebben gelopen, omdat Lucas zelf niet bij de hardlooptraining aanwezig was. “Dat is vragen om problemen. Dan haalt hij je helemaal neer. Als hij een preek geeft, doet het ook echt wat met je.”
Psychologisch spel
De Nederlandse zwemster kan erover meepraten. “Ik heb weleens een set niet hard genoeg gezwommen. Toen zei hij: je stelt me al maanden teleur, ik dacht dat ik een echte kampioene had, maar ik heb me vergist. Dan verwacht hij dat je opgeeft en er ’s middags niet meer bent. Maar ik stond er bij het hardlopen weer gewoon bij.”
Het is een psychologisch spel, weet ze inmiddels. “Hij weet dat je dan de volgende training extra hard gaat zwemmen om te laten zien dat je het wel kan.”
De laatste weken is Lucas bij Van Rouwendaal door de spelletjes heen. Al heeft de Nederlandse wel een nieuwe ‘zorg’: “Ik ben nu echt goed aan het zwemmen en het enige dat hij zegt is: très bien, en dan loopt hij weg. Bij andere vrouwen zegt hij: goed zo, wat ben je toch goed!”
Compliment
Een gesprek met haar fysio, die ooit samenwerkte met Laure Manaudou, bracht Van Rouwendaal tot een nieuw inzicht. “Bij echte toppers zegt hij niet zo veel. Het is een teken dat je goed bezig bent. Het is eigenlijk een compliment.”
Het bestaan in Narbonne is voor Van Rouwendaal eenzaam. Buiten het zwemmen heeft ze er niet veel. Een konijn, haar maatje, waartegen ze kan praten. En de medailles aan haar bed. Van een rijk sociaal leven is geen sprake.
Het Franse bestaan lijkt dan ook eindig. “Ik wil hier in ieder geval tot en met 2016 blijven", verwijst Van Rouwendaal naar het jaar van de Olympische Spelen in Rio, waar ze uiteraard wil gaan oogsten.
"Daarna wil ik ook blijven zwemmen. Maar ik weet nog niet of dat in Frankrijk is. Ik mis mijn familie en mijn eigen leven. Hier ben ik alleen voor het zwemmen.”