'In Neuengamme voel ik de machteloosheid van mijn vader'
Jan de Visser uit het Zeeuwse Vrouwenpolder kwam in de zomer van 1944 terecht in kamp Amersfoort, nadat hij was verraden vanwege zijn verzetsactiviteiten. Bij zijn arrestatie werd hij ernstig mishandeld. Zijn zwangere vrouw Maria, zoon Cees en dochter Koosje bleven achter.
In de uitzending ‘NOS 70 jaar na de bevrijding: Kamp Amersfoort’, vanmiddag op NPO 2, wordt het verhaal van Jan de Visser uitgebreid belicht.
Op 11 oktober 1944 werd De Visser, als een van de vele gevangenen, vanuit kamp Amersfoort doorgestuurd naar kamp Neuengamme, ten oosten van Hamburg. Neuengamme was geen vernietigingskamp zoals Auschwitz, maar de omstandigheden waren zo zwaar, dat de meeste gevangenen na enkele maanden bezweken.
De Visser werd twaalf uur per dag tewerkgesteld. In een ijzige wind moest hij metersdiepe tankgrachten graven om de oprukkende geallieerden tegen te houden. Aan voedsel en medicijnen in het kamp was groot gebrek en de gevangenen werden door hun bewakers wreed behandeld. Op 27 december 1944 overleed Jan de Visser op 28-jarige leeftijd in de overvolle ziekenbarak.
Machteloosheid
Zeventig jaar na de oorlog hebben zijn kinderen nog steeds veel vragen over hun vader en de gebeurtenissen die leidden tot zijn dood. Hun moeder, die in 2009 overleed, wilde nooit over hem praten.
Zij kreeg na de oorlog vijandige en onverschillige reacties te verduren in Vrouwenpolder. Haar man had zijn lot toch ook aan zichzelf te danken, hij had niet zo onvoorzichtig moeten zijn, werd er gezegd. De verrader van Jan de Visser werd nooit opgespoord.
De Visser wist niet dat zijn vrouw zwanger was van hun derde kind, toen hij naar kamp Amersfoort werd gebracht. Zoon Jan keert nog regelmatig terug naar voormalig kamp Neuengamme om dichter bij de vader te komen die hij nooit heeft gekend.
“Het is het gevoel van machteloosheid dat je in Neuengamme ervaart. De machteloosheid die mijn vader gevoeld moet hebben.”