De grootste partij was nog nooit zo klein
De tijd van grote politieke partijen in de Eerste Kamer lijkt voorbij. Volgens de laatste berekeningen wordt de VVD met slechts dertien zetels de grootste partij in de senaat. Nooit eerder was de grootste partij zo klein.
Er was een tijd dat de kleine partijen slechts voor spek en bonen meededen in de Eerste Kamer. In 1981 bijvoorbeeld hadden CDA en PvdA elk 28 van de 75 zetels. De VVD had er 12, drie andere partijen waren goed voor de 7 overige zetels.
Erosie van machtsblokken
Bij de volgende Eerste Kamerverkiezingen maakt de PvdA echter een tuimeling van 11 zetels en begint het CDA aan een gestage daling. De kleine partijen eroderen de traditionele machtsblokken.
De omvang van partijen als D66, GroenLinks (in 1990 ontstaan uit de vier kleine linkse partijen) en de SP fluctueert, maar ze vormen inmiddels duidelijk een factor waar de grote partijen niet meer omheen kunnen. Als de Grote Drie punten morsen in de verkiezingen, zuigen zij ze op.
Nooit zo veel partijen
Bij de laatste verkiezingen slaat de PVV in één klap een bres in de gevestigde orde. De partij stijgt van 1 zetel naar 10. Dat gaat vooral ten koste van het CDA, dat terugvalt naar 11 zetels.
De verkruimeling lijkt compleet doordat er ook nieuwe kleinere partijen opkomen. Door de Onafhankelijke Statenfractie, 50Plus en de Partij voor de Dieren zijn er nu twaalf partijen in de Senaat, het hoogste aantal ooit.
Volgens de laatste prognoses veroveren de van oudsher kleine partijen dit jaar een meerderheid in het parlement: 42 van de 75 zetels. Zelfs als de voormalige grote drie met een eenheidsregering zouden komen, zouden ze dus niet verzekerd zijn van een meerderheid.