'Oekraïne had luchtruim al in mei moeten sluiten'
Jikke Zijlstra
Redacteur
Het luchtruim boven Oost-Oekraïne had al veel eerder gesloten moeten worden. Dat zeggen luchtvaartdeskundigen uit Nederland en Oekraïne tegen de NOS.
Al in mei beschikten rebellen over wapens die tot hoog in de lucht reikten. Bovendien wordt het steeds duidelijker dat in de dagen voor de ramp met de MH17 meerdere luchtgevechten plaatsvonden boven Oost-Oekraïne. Maar het Oekraïense ministerie van Transport heeft nooit overwogen het luchtruim te sluiten, omdat het er geen rekening mee hield dat de wapens zouden worden gebruikt om passagiersvliegtuigen mee te beschieten.
Andere route
Nico Voorbach, oud-voorzitter van de Europese pilotenvereniging ECA is verontwaardigd: "Nu bekend wordt dat er ook luchtgevechten plaatsvonden boven het oosten van Oekraïne, blijkt dus dat het conflict groter was dan het destijds leek. Op basis van wat nu allemaal bekend is, had het luchtruim gesloten moeten worden."
"Als andere landen en luchtvaartmaatschappijen hadden geweten dat er luchtgevechten aan de gang waren boven het oosten van Oekraïne en dat er grondraketten aanwezig waren die op grote hoogte konden komen, had iedereen een andere route genomen", aldus Voorbach.
Oekraïne hield het luchtruim open, maar een aantal maatschappijen, zoals British Airways besloot zelf niet meer over Oost-Oekraïne te vliegen.
Antonov neergehaald
De Oekraïense militair analist Dmitri Tymtsjoek zegt dat het luchtruim al in mei gesloten had moeten worden. In die maand is een Antonov AN-30, een tweemotorig propellervliegtuig, neergehaald. De autoriteiten in Kiev hadden toen al vermoedens dat de rebellen wapens hadden die ver konden reiken.
“Vanaf mei, toen de eerste signalen kwamen dat de terroristen deze wapens hadden, had de overheid zich moeten afvragen of het luchtruim niet gesloten moest worden”, aldus Tymtsjoek, nu parlementslid. Dat is niet gebeurd. Het luchtruim werd alleen onder 7925 meter gesloten voor burgerluchtvaart. Daarboven mocht men blijven vliegen.
Opvallende incidenten
Half juli volgen nog meer opvallende incidenten. Op 14 juli wordt een Oekraïens transportvliegtuig, een Antonov AN-26, neergehaald. Hoewel men er destijds van uitging dat het vliegtuig was neergeschoten vanaf de grond, zegt president Porosjenko van Oekraïne nu dat het toestel is geraakt door een raket die door een ander vliegtuig is afgeschoten. Porosjenko verklaarde dat begin december bij de postume uitreiking van een militaire orde aan de gesneuvelde piloot van de Antonov. Hij bevestigde het in een brief aan de moeder van de piloot.
Naar aanleiding van het neerhalen van de Antonov 26 zijn op 14 juli in Kiev diverse diplomaten ingelicht door onder anderen de minister van Buitenlandse Zaken Klimkin. Hierbij was ook een diplomaat van de Nederlandse ambassade aanwezig. Dat bevestigt het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.
De Oekraïense Luchtvaartdienst geeft diezelfde dag een bericht uit dat met ingang van 18.00 uur Kiev-tijd de vlieghoogte voor burgervliegtuigen wordt verhoogd naar 9754 meter. Maar op 16 juli is er weer een incident. Nu wordt een gevechtsvliegtuig neergeschoten door een luchtdoelraket, die door een ander vliegtuig is afgeschoten. Een dag later stort vlucht MH17 van Malaysia Airlines neer in Oost-Oekraïne.
Passagiersvliegtuigen
De toenmalige transportminister Boerbak zegt dat zijn diensten nooit hebben overwogen om het luchtruim te sluiten, simpelweg omdat ze er geen rekening mee hielden dat de wapens ook zouden worden ingezet tegen burgerdoelen. "Het is één ding om te constateren dat Rusland met vliegtuigen schiet op Oekraïense transportvliegtuigen of dat Rusland een buk-raket in het gebied heeft. Maar om dan vervolgens te denken dat er op passagiersvliegtuigen geschoten zou worden, is iets heel anders", zegt Boerbak.
Oud-voorzitter Voorbach van de Europese pilotenvereniging verwijt de Oekraïners dat ze de informatie niet hebben gedeeld. "Het is duidelijk dat er meer informatie beschikbaar was voor 17 juli. Het is schandalig dat dit niet internationaal gedeeld werd. Zowel door het land zelf, als door andere, grote luchtvaartmaatschappijen."
Informatie delen
De ECA wil daarom dat informatie over conflict-zones direct met iedereen gedeeld wordt. “Landen en luchtvaartmaatschappijen moeten risicoanalyses maken over de situatie in een land: is het risico hoog of gemiddeld als je boven een bepaald gebied vliegt?,” zegt Voorbach.
Ook zou er een aparte autoriteit moeten komen die beslist of een land zijn luchtruim al dan niet open mag houden. Nu mag een land zelf beslissen of het luchtruim open blijft of niet. "Een luchtvaartmaatschappij kan altijd zelf de inschatting maken of het al dan niet over zo’n gebied wil vliegen. Maar dan moeten ze wel over de juiste informatie beschikken."
Wilt u reageren? Mail Gert-Jan Dennekamp of Jikke Zijlstra.