'Wij steken tenminste onze eigen auto's in brand'
Veel politie op de been afgelopen nacht in Veen. Maar tot confrontaties is het dit keer niet gekomen. Ondanks de jaarlijks terugkerende kat-en-muisspelletjes tussen de politie en een clubje jongeren dat autowrakken in brand steekt, bleef het dit jaar rustig in het Brabantse dorp.
"Het begon ooit met een traditie. Dat ging jarenlang goed, maar hoe meer tegenstand er kwam vanuit de overheid, hoe groter het vuur werd", zegt een van de inwoners.
“Die traditie is ontstaan in 1974, nadat drie gemeentes een jaar eerder fuseerden. Toen verhuisde de brandweer van Veen naar een ander dorp en zei de jeugd: weet je wat? Dan halen we de brandweer wel hier naartoe op dit tijdstip. Dan kopen we een auto en steken we die in brand."
Hoe meer tegenstand er kwam vanuit de overheid, hoe groter het vuur werd.
Anders dan vorig jaar, toen vlak voor Oudjaar honderd jongeren tijdelijk werden opgesloten, is het deze jaarwisseling in Veen een heel normaal feestje.
Als de klok twaalf uur heeft geslagen, kijken mensen naar het vuurwerk en rond 01.00 uur stroomt het feestplein langzaam vol. Geen champagne en oliebollen, maar bier, worst en muziek.
De meeste inwoners vinden dat er veel te veel ophef wordt gemaakt over de rellen van vorig jaar.
"Veen is wel heel erg in het nieuws. In grote steden als Den Haag en Rotterdam steken ze auto’s van andere mensen in de fik. Hier steken we in ieder geval onze eigen auto’s in brand”, zegt een van de feestgangers op het plein.
Toch is niet iedereen blij met deze zogenaamde traditie. De barvrouw op het feest vindt de brandende auto's allesbehalve gezellig. "Als ik een ruime schatting moet maken, denk ik dat 98 procent van de inwoners het opsteken van auto's spuug- en spuugzat is. Het is geen traditie. Volgens mij is een traditie iets goeds, iets leuks en iets gezelligs. Iets volksvermakend. Dat kan ik dit niet noemen."
Voorlopig zal de traditie in Veen blijven voorbestaan. Daar zullen andere inwoners in ieder geval hun best voor doen: "We vieren hier ieder jaar een heel gezellig feestje", zegt een man. "Zolang de dienstverleners ons niet tot last zijn, zijn wij hun ook niet tot last. Tot mijn dood toe blijf ik weerstand bieden. Ik laat me niet kleineren, zeker niet in mijn eigen dorp. En zeker niet door de overheid."