Iedere plaats had z'n eigen tijd
Bij de overgang naar de wintertijd schuift de daglichtperiode een uur op, waardoor het 's ochtends eerder licht wordt en 's avonds eerder donker.
In Nederland is het onderscheid tussen zomer- en wintertijd in 1977 opnieuw ingevoerd. Ook van 1916 tot 1945 werd er in Nederland van de zomertijd gebruikgemaakt.
Zon
Tot het begin van de twintigste eeuw had vrijwel elke plaats in Nederland zijn eigen tijd, omdat voor de tijdbepaling werd uitgegaan van de hoogste stand van de zon.
Omdat de zon in het oosten opkomt en in het westen ondergaat, werd de hoogste zonnestand in het oosten van het land een kwartier eerder bereikt dan in het westen van het land. De komst van de spoorwegen maakte de invoering van een landelijke standaardtijd noodzakelijk.
Tweede Wereldoorlog
Van 1909 tot 16 mei 1940 kende Nederland de Amsterdamse tijd, die twintig minuten voorliep op de West-Europese tijd (Greenwich Mean Time) en veertig minuten achterliep op de Midden-Europese Tijd. Om 12.00 uur in Nederland was het 11.40 uur in Londen en 12.40 uur in Berlijn.
De overgang naar de huidige Midden-Europese Tijd vond plaats op 16 mei 1940: op bevel van de Duitse bezetter werd de klok toen een uur en veertig minuten vooruit gezet. Die zomertijd gold ook gedurende de winters van 1941 en 1942.
Pas in november 1942 werd de klok weer een uur teruggezet. In de jaren 1943-1945 gold alleen 's zomers de zomertijd, maar in 1946 werd die geheel afgeschaft en dat duurde vervolgens een periode van ruim dertig jaar.