NOS NieuwsAangepast

Ziekenhuis als broeinest van verzet

Door redacteur Lambert Teuwissen

Het Academisch Ziekenhuis in Rotterdam was in de Tweede Wereldoorlog een broeinest van verzet. In de zuidelijke vleugel zaten een wapen- en voedseldepot. In de kelder zes onderduikers.

Het gebouw was "een prachtige plaats voor verzetswerk", concludeerde een van de doktoren die er werkte. "Kelders waar niemand kwam en waarin je onder het hele terrein door kon lopen. En overal uitvalswegen."

"We hadden op Radiologie uiteindelijk nog maar één zielig stopcontactje", vertelt een tweede over het gebrek aan elektriciteit. "Er was dus veel tijd om in het verzet te werken."

De passages komen uit het vandaag verschenen boek 'Witte Jassen en Bruinhemden'. Het boek werd geschreven door redacteuren van Medisch Contact, ooit begonnen als een verzetsblaadje.

Bordjesactie

Opmerkelijk veel artsen weigerden de bevelen van de Duitsers op te volgen, vaak omdat die in strijd waren met hun Hippocratische Eed of het beroepsgeheim. De door de bezetter ingestelde Artsenkamer faalde, omdat niemand zich er bij aansloot. Toen dat op straffe van een hoge boete verplicht werd, nam men massaal afstand van de doktertitel; artsen schroefden simpelweg de bordjes van hun praktijk los of verfden ze over.

Door hun beroep waren doktoren ideale partners voor het verzet. Ze kwamen zelfs na spertijd relatief makkelijk door controles ("Op weg naar een bevalling!"), waren goed bekend met de plaatselijke bevolking (ideaal voor het vinden van onderduikadressen) en de bezetter had respect voor dure medische woorden. Met een valse diagnose kon deportatie worden getraineerd of de arbeitseinsatz in Duitsland worden vermeden.

Rode urine

In het boek staan meerdere voorbeelden van hoe artsen symptomen nabootsten. Kleurstof inspuiten in de blaas, zodat de urine rood kleurt. Met syfilis besmet bloed onder een andere naam naar het lab sturen. Een röntgenfoto van een niet bestaande maagzweer was eenvoudig:"Als er een zweer zat, zag je dat in een uitstulping. Ik bootste zo'n uitstulping na door met een houten lepel in de buik te duwen."

Een uitbraak van difterie was soms ook handig. Duitsers waren doodsbang voor besmettelijke ziekten, dus was het een ideale manier om een onderduikadres met rust gelaten te laten geworden. Onderduikers werden ook wel in ziekenhuizen zelf verstopt, als patiënt of medewerker in de afdeling voor besmettelijke ziekten. "Ondergedoken in witte jas", noemde een arts het.

Onmisbaar

Hoewel individuele artsen altijd risico liepen ("als het uitkomt, ga ik tegen de muur", waarschuwde een huisarts na het vervalsen van een diagnose), durfde de bezetter niet echt hard op te treden. Na de bordjesactie werden honderden artsen opgepakt, maar een excuusbrief was voldoende om ze weer vrij te krijgen. De Artsenkamer stierf een zachte dood.

"Wij verzetten ons collectief en dan hoef je niet zo bang te zijn", redeneerde een huisarts. "De bezetter had belang bij een goede volksgezondheid. Als artsen hadden we beperkte bescherming doordat we onmisbaar waren. Ik dacht altijd: ze hebben me nodig, want wie doet anders die dokterspraktijk?"

Witte jassen en bruinhemden: Nederlandse artsen in de Tweede Wereldoorlog - Joost Visser e.a. - Reality Bites Publishing - ISBN: 9789085105909

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl