Teruggekeerde krijgsgevangenen · Beeldbank WOII/NIOD

Koele ontvangst Nederlandse krijgsgevangenen

"In Roosendaal was een lang perron. Daar stonden allemaal mensen die ons aankeken alsof we varkens waren", vertelt H. Smits, een van de duizenden Nederlandse militairen die terugkeren uit Duitse krijgsgevangenschap. De vijandige houding die hen in Nederland ten deel valt, is voor de meesten maar moeilijk te verkroppen.

"De gedachte in Holland was dat we ons allemaal vrijwillig hadden aangemeld. Zo van: hier was de oorlog en daar was het rustig. Je móest je echter melden", zegt Smits. "Van Roosendaal tot Weert zijn we uitgejouwd en dat terwijl je enthousiast binnenkwam: je was tenslotte bevrijd."

Het voelde als een klap in ons gezicht.

Ex-krijgsgevangene Willem van Leeuwen

De meesten zijn, via Frankrijk, België en Luxemburg, met Amerikaanse troepen meegereisd naar Nederland of komen aan in (goederen)treinen. Bij de grens worden ze vaak opgehouden, omdat de registratiecapaciteit in het opvangcentrum in Weert beperkt is.

Ook Willem van Leeuwen is teleurgesteld over de koele ontvangst. "Wij dachten, in België zijn we zo reusachtig onthaald, zodat het in Holland wel kolossaal zal zijn. Maar toen we in Maastricht aankwamen, waren de perrons verlaten. Een kommetje halfkoude soep kregen we daar. Het voelde als een klap in ons gezicht."

In Weert worden alle ex-krijgsgevangenen ontsmet, geregistreerd en ondervraagd. Ze krijgen een voorschot van 100 gulden, de officieren 600 gulden. Hun is beloofd dat zij later soldij zullen ontvangen voor de tijd dat ze in krijgsgevangenschap zaten. Na alle formaliteiten mogen ze doorreizen naar huis.

Het hele Nederlandse leger, zo'n 270.000 militairen, had na de capitulatie in mei 1940 de status van krijgsgevangene gekregen. Enkele weken later bepaalde een Führer-Dekret dat het Nederlandse leger uit krijgsgevangenschap was ontslagen. De circa 25.000 afgevoerde militairen kwamen vrij en het hele leger werd in juli 1940 gedemobiliseerd.

De dienstplichtigen keerden terug naar de burgermaatschappij. Het beroepspersoneel moest een 'erewoordverklaring' tekenen, waarin ze verklaarden niets te zullen ondernemen tegen de Duitse bezetter. Slechts zeventig mannen weigerden en verdwenen alsnog in Duitse krijgsgevangenenkampen.

In mei 1942 werden de Nederlandse officieren teruggeroepen in krijgsgevangenschap. Officieel omdat een deel zich niet aan het erewoord had gehouden en actief was in het verzet. Maar de onderliggende reden was dat de Duitse oorlogsindustrie dringend arbeidskrachten nodig had.

Niet aanmelden, zich rustig houden. Desnoods onderduiken.

Oproep Radio Oranje aan dienstplichtigen

Een jaar later, op 29 mei 1943, werden ook alle dienstplichtigen opgeroepen zich te melden voor krijgsgevangenschap. Wie zich daaraan onttrok "moest op de strengste maatregelen rekenen", liet de Duitse generaal Christiansen weten. Nu speelde voor de Duitsers behalve de behoefte aan arbeidskrachten ook de dreiging van een geallieerde invasie een rol, waarbij de militair geschoolde Nederlanders ingezet zouden kunnen worden.

"Niet aanmelden, zich rustig houden: alle oproepen en bevelen doodgewoon negeren. Desnoods onderduiken", liet Radio Oranje daags na de oproep van Christiansen weten. Premier Gerbrandy herhaalde de boodschap "in geen geval aan dat Duitse bevel gehoor te geven" enkele dagen later.

Voor de 8000 à 9000 militairen die zich toch meldden en werden afgevoerd, lag de kwestie anders. "In Londen zei men dat je moest onderduiken. Maar je kreeg geen voedselbonnen en je ouders werden bovendien zwaar gestraft. Je was dus ridder te voet. Het is dan makkelijk om vanachter je bureau te zeggen: je moet onderduiken", aldus ex-krijgsgevangene Mojet.

Extra rantsoenen

Hun zogenaamde 'vrijwillige vertrek' is nu bepalend voor het slechte imago van de teruggekeerde krijgsgevangenen. Daar komt bij dat alle ex-krijgsgevangenen recht hebben op dezelfde rantsoenen als die van de militairen die behoren tot het Militair Gezag. Aanzienlijk meer dan de burgerrantsoenen.

Ook krijgen ze een noodkaart, op basis van "de zeer zware arbeid" die ze hebben verricht. Daarmee kunnen ze aanspraak maken op extra brood, biscuits, soep, stamppot en melk én op 150 procent van alle overige levensmiddelen van het normale burgerrantsoen.

Er is veel verwarring over deze extra rantsoenen voor ex-krijgsgevangenen, omdat niet elke gemeente de maatregelen kent. Daarnaast leidt het ook tot onrust in de samenleving: velen vinden het onrechtvaardig dat teruggekeerde politieke gevangenen en militairen die tijdens de oorlog zijn ondergedoken of actief waren in het verzet, niet in aanmerking komen voor extra rantsoenen.

Deze groepen hebben immers meer geleden onder voedselschaarste dan de ex-krijgsgevangenen, die regelmatig Rode Kruispakketten ontvingen, schrijft het Provinciaal Militair Commissariaat in een brief aan chef-staf Kruls van het Militair Gezag. "Het algemeen verzoek is in deze toestand op korte termijn verandering te brengen", zo eindigt de brief.