Een schip met kinderen keert terug · Bosman, P.J. / collectie Regionaal Archief Alkmaar

'Ik bin bliid dat ik wer thús bin'

Na ruim vier maanden bij een pleeggezin in Friesland te zijn geweest, is Aadje van Vondelen thuis bij zijn ouders in Delft. Het zevenjarige jongetje was geëvacueerd vanwege de voedselschaarste in het westen van Nederland.

Totdat Delft bevrijd zou worden, moest de ondervoede Aadje aansterken bij pleegouders Jitze en Hiltje Wedzinga in het Friese Noordbergum. Het Kindercomité Friesland organiseerde op 28 juni de terugtocht vanuit Friesland voor zeshonderd kinderevacués.

De kinderen vertrokken per trein van Leeuwarden naar Harlingen. Vandaaruit voeren zij in rijnaken het IJsselmeer over tot aan Amsterdam. Daar werden zij tot slot met de trein bij hun woonplaats afgezet.

"Ik keek vanuit de trein naar buiten en ik zag de Calvéfabriek in Delft", vertelt Aadje. "Toen wist ik dat ik dicht bij huis was. Even later stond ik op het perron met heel veel mensen die de naam van hun kind riepen. Ineens zag ik mama staan, ze moest huilen. Ik zag dat ze een dikke buik had gekregen, dus ik dacht dat ze misschien wel te veel had gegeten."

Ik bin bliid dat ik wer thús bin.

Aadje

"Ook tante Cor, ome Arie, opaatje Van de Capelle, mijn vier kleine broertjes Nico, Ton, Sam en Ruud, en oudere broer Thijs stonden er", vervolgt Aadje. "Thuis vroegen ze of ik wat in het Fries wilde zeggen. Ik moest even denken, maar toen zei ik: 'Ik bin bliid dat ik wer thús bin.'"

Kinderevacués konden na de bevrijding niet direct naar huis. Al het verkeer kwam in de maanden na het einde van de oorlog langzaam op gang. Het Interkerkelijk Bureau was verantwoordelijk voor de repatriëring van duizenden kinderen.

Kinderevacués vertrekken uit Harlingen naar huis · Hannemahuis en Tresoar

Naast de blijdschap om weer thuis te zijn in Delft, voelde Aadje zich ook verdrietig omdat hij Friesland mist. Hij had tijdens de laatste maanden van de oorlog een goede tijd gehad bij Jitze en Hiltje Wedzinga.

Aadje dacht veel terug aan zijn grote kamer en de aandacht die zijn pleegouders voor hem hadden, omdat hij daar enig kind was. "Ik was heel blij om mijn familie en vriendjes te zien. Maar dan denk ik weer aan Friesland, waar ik ook vriendjes heb. Dan vraag ik me af of ze me daar al zouden missen."

Aadje van Vondelen · Mariska van Vondelen

Jitze en Hiltje Wedzinga missen Aadje. Halverwege juli viel er in Delft een brief op de mat bij de familie Van Vondelen.

"Ik kan mij de blijdschap van uw gezin indenken, nu het geheel weer voltallig was", schreven Hiltje en Jitze. "Maar Aadje heeft hier een ledige plaats achter gelaten. Wij misten hem de eerste dag heel erg, vooral zijn pleegmoeder."

Hiltje vindt het moeilijk zonder Aadje. "Ik was werkelijk van hem gaan houden. Als de kinderen uit school thuis komen, denk ik: Aadje is er niet meer bij."

De Delftse bevolking pakt het dagelijks leven weer op. Er zijn geen voedseltekorten meer, de wederopbouw is begonnen en de scholen worden over een paar weken weer geopend.

"We hebben het thuis niet over wat er allemaal is gebeurd," vertelt Aadje. "Ik ga weer bijna naar school en ik heb hier in Delft ook weer mijn taken. Zo help ik mijn moeder met de zorg voor mijn kleinere broertjes. Binnenkort komt er nog een broertje of zusje bij, daarom is mama zo dik!"