Teruggekeerde dwangarbeiders teleurgesteld over verwijten
Mannen die tijdens de oorlog te werk zijn gesteld in Duitsland krijgen bij terugkeer niet altijd het warme welkom waarop ze hadden gerekend. Naar schatting zijn er zo'n 270.000 dwangarbeiders die in etappes uit Duitsland terugkeren.
Als ze na een lange en vermoeiende reis per trein, vrachtwagen of soms te voet eindelijk in Nederland komen, voelen sommigen zich behandeld alsof ze collaborateurs waren. Of erger nog, oorlogsmisdadigers.
Alle repatrianten moeten zich aanmelden, maar de registratie verloopt op veel plekken chaotisch. "We werden zonder poespas door Hollandse militairen in een vrachtwagen geladen en in een klooster in Oudenbosch gedumpt", vertelt de teleurgestelde W.H. Heeres, die is thuisgekomen na twee jaar tewerkstelling in Duitsland.
"Na een week mochten we naar huis. We moesten naar het station lopen en daar stapten we in de trein naar Den Haag. Er was geen mens die zwaaide, geen Rode Kruismedewerkers, helemaal niets. Het was alsof we niet bestonden of dat we teruggekeerd vuil waren waar men in Nederland niets van moest hebben."
Bij alle opvangcentra worden repatrianten ontluisd, medisch gekeurd, geregistreerd en ondervraagd. Ook moeten ze het Duitse geld inleveren dat ze voor hun werk gekregen hebben. De rijksmark geldt niet meer als internationaal betaalmiddel en is daarom waardeloos. Het is de bedoeling dat het ingeleverde geld door de overheid wordt terugbetaald, maar velen zijn bang er geen cent van terug te zien, terwijl ze het juist nu hard nodig hebben.
Terug in hun woonplaatsen zijn de lokale verschillen bij de aanmelding groot. Zo krijgen, anders dan in veel andere gemeenten, teruggekeerde tewerkgestelden op het Centraal Station in Amsterdam een V van 'vrijwillig' of een O van 'onvrijwillig' op hun aanmeldingskaart gestempeld.
Degenen die zich bij de eerste oproep van het arbeidsbureau voor de Arbeitseinsatz hadden gemeld, krijgen de V-stempel. Zij komen niet in aanmerking voor een Rode Kruispakket en krijgen geen voorrang bij de uitdeling van kleding en schoenen. Dat is zuur, maar wat misschien wel het meeste steekt, is het morele oordeel dat met de V wordt uitgesproken.
"Waarom ben je niet ondergedoken?" is de vraag die de tewerkgestelden vaak door voormalig verzetsleden voor de voeten wordt geworpen. Naarmate de bezetter tijdens de oorlog meer mannen had opgepakt en weggevoerd voor de Arbeitseinsatz, had de roep vanuit het verzet om weerstand te bieden steeds luider geklonken. "Laat je niet pakken, verstop je en weiger", kopte Trouw in december 1944.
Ik word hier ondervraagd alsof ik een SS'er ben.
Het voormalige illegale blad Je Maintiendrai neemt het op voor de vele tienduizenden arbeiders die werk in Duitsland hebben aanvaard in een periode waarin hulp aan onderduikers nog slechts op zeer kleine schaal was georganiseerd. De Nederlandse bevolking moet niet vergeten "dat ze bitter weinig leiding kregen van hen die in de eerste plaats tot leiding geroepen waren".
In praktijk was het bovendien voor veel mannen niet zo eenvoudig om onder te duiken. "Ik word hier ondervraagd alsof ik een SS'er ben", zegt G. Nijhoff verbolgen. "Als ik was gebleven dan waren mijn ouders opgepakt. Je had toch geen keus."
Ook H. Kool zag geen andere optie dan meegaan naar Duitsland. "Ik had graag willen onderduiken, maar ik ken nog niet veel mensen in de plaats waar ik met mijn moeder en zusje een paar jaar eerder ben komen wonen. Daarbij kwam het feit dat mijn vader op zee was, in Engeland. Ik was bang voor represailles van de Duitsers, als ik niet zou gaan."
'Moreel verval'
In Nederland heerst intussen angst voor 'moreel verval' en 'losbandigheid' onder de terugkerende arbeiders. De mannen zijn jarenlang van huis geweest en hebben zonder de sociale controle van gezin en samenleving geleefd, dus men verwacht dat zij moeite zullen hebben zich aan de normale omstandigheden aan te passen.
Ook hun 'arbeidsschuwe moraal' zal bestreden moeten worden. Het Nationaal Instituut, een adviesorgaan van de overheid, dringt erop aan een arbeidsplicht in te voeren om de mannen zo snel mogelijk aan het werk te zetten.
In Rotterdam heeft het Bureau Gezinshulp een pamflet verspreid, waarin moeders en echtgenoten op het hart wordt gedrukt begrip en liefde te tonen voor hun teruggekeerde echtgenoten en zonen. "Beschouw kleine en zelfs belangrijke misstappen, door de ander in deze uiterst moeilijke tijd begaan, niet te snel als onvergeeflijke zonden. Probeer in alles elkaar in liefde te begrijpen en tracht vooral elkaar te verdragen."