Haven Odessa · NIOD

Overlevenden Auschwitz via Odessa naar Nederland

Na een treinreis van bijna een maand is een groep Joodse overlevenden uit Auschwitz aangekomen in Odessa, een Russische havenstad aan de Zwarte Zee. Vanaf hier hopen ze met een boot naar Marseille te varen en dan per trein of vrachtauto naar Nederland te komen.

Het is niet de snelste weg naar huis, maar wel de enige die op dit moment mogelijk is.

De voormalige gevangenen behoren tot de gelukkigen die vernietigingskamp Auschwitz hebben overleefd. Bij de bevrijding op 27 januari waren ze er allen heel slecht aan toe. De afgelopen maanden zijn ze aangesterkt, al blijft hun gezondheid broos.

"We zien er allemaal best uit", zegt overlevende Ro de Winter. "Ik woog nog geen 35 kilo en dat gewicht is alweer flink toegenomen."

Wachten

Odessa is een smeltkoes van oorlogsontheemden. Niet alleen overlevenden uit de concentratiekampen zijn hier, maar ook bevrijde dwangarbeiders en krijgsgevangen uit heel Europa komen er samen. Het Rode Kruis probeert alles in goede banen te leiden.

De voormalige gevangenen worden gebaad en ontluisd. Ze krijgen voedselpakketten. Daarna is het vooral wachten op een schip dat hen weer verder brengt, terug naar huis. Al vrezen de meesten wat ze daar zullen aantreffen: is er nog iemand van de familie in leven?

De reis terug van Auschwitz naar Nederland · nos

De reis vanaf de Poolse plaats Katowice - de eerste stop na Auschwitz - naar Odessa duurde lang. De overlevenden hadden geen idee waar ze naartoe gingen. Belangrijk was, dat er eten was. Iedereen heeft zo veel honger geleden dat alles nog altijd draait om voedsel.

"Wij reden met horten en stoten. Enige uren stilstaan en dan weer halve dagen stilstaan", vertelt Philip de Jong. 'Bij elke halte. hoe klein ook, steeds weer die levendige handel: textiel, schoenen, luxe voorwerpen maar ook een groot aanbod van witbrood, melk, eieren, wodka, pannenkoeken en dergelijke."

Ro de Winter genoot van de reis. "Het was heerlijk, wel in goederenwagons, maar nu met open deuren. Over het oorlogsgebeuren hoorden we niets."

Als ik de kinderen maar terugvind.

Otto Frank

Otto Frank schreef tijdens de lange treinreis naar Odessa brieven aan zijn moeder in Zwitserland.

"Hoe vaak denk ik aan jullie, verlang ik jullie weer te zien. Misschien reizen we vandaag verder, maar wanneer we terug zijn in Holland weet niemand. Het lijkt erop dat de oorlog nu snel afgelopen is. Ik ben gezond en houd me staande, ondanks het droevige bericht over de dood van mijn vrouw. Als ik de kinderen maar terugvind."

Frank heeft twee dochters, Margo en Anne. Vanuit Auschwitz zijn ze in de winter overgebracht naar een ander kamp. Hij heeft sindsdien niets meer van hen gehoord. Ook Ro de Winter weet niets over het lot van haar dochter en man. Philip de Jong droomt ervan zijn vrouw terug te zien.

Alleen kwelt mij steeds dezelfde gedachte: waar is mijn man, mijn kind? Waren zij maar bij mij hier. Zal ik ze ooit weerzien? Ik hoop, wie weet...

Overlevende Ro de Winter

In Odessa wordt de groep ondergebracht in sanatoria, scholen en kazernes. Er gebeurt van alles in de havenstad. De Jong gaat zelfs een avondje uit, naar een feestavond van de Russen. "De zangers van de Opera van Odessa traden op. Maar de avond begon met een boks-demonstratie. Het was zeer geslaagd."

De oorlog is nooit ver. "Door de radio horen we berichten over de toestand in Holland, niet veel goeds. Hongersnood in de steden. Hoe groot ons verlangen is naar het verre vaderland, naar hen van wie we zo wreed moesten scheiden. Liever willen we nog hier blijven, om maar geen honger meer te lijden", zegt Ro de Winter.

Ze gaat vaak naar de zee en geniet van de frisse zeelucht en het mooie landschap. "Dan pas besef ik volkomen de vrijheid, vergetend het grote leed, de grote ellende, welke door mij de slechtsten der slechten is aangedaan. Het schone hier te mogen genieten is een kleine vergoeding voor het geledene. Alleen kwelt mij steeds dezelfde gedachte: waar is mijn man, mijn kind? Waren zij maar bij mij hier. Zal ik ze ooit weerzien? Ik hoop, wie weet."

Achtergebleven

Terwijl De Jong, Frank en De Winter al twee maanden uit Auschwitz weg zijn, zijn in het kamp nog altijd overlevenden die er heel slecht aan toe zijn. Zoals de 19-jarige Frieda Brommet uit Amsterdam. Haar moeder is bij haar en verzorgt haar.

In de ziekenbarak vocht ook leeftijdsgenoot Adèle Roet maanden voor haar leven. Af en toe zat ze, uitgemergeld als ze is, op de rand van haar bed.

"Ik kon alleen maar liggen en naar haar kijken", zegt Frieda. "In een nacht werd ik wakker. In de stilte hoorde ik haar heldere stem die langzaam het Sjema, een joods gebed zei. Ze begeleidde zichzelf naar de dood, beter gezegd naar God waarin ze heilig, intens in geloofde."

Frieda knapt eindelijk wat op als ze van een arts goede medicatie krijgt. Ze krijgt weer zin in eten. Hoe zij en haar moeder teruggaan naar Nederland en wanneer, weet niemand. Voor de lange reis naar Odessa is Frieda nog veel te zwak voor. Nu het einde van de oorlog in zicht komt, zijn snellere routers misschien ook wel mogelijk.