‘Nog eenmaal een blik op het zo gehate en nu verlaten Birkenau’
Een groep Joodse overlevenden uit Nederland heeft twee maanden na de bevrijding eindelijk Auschwitz verlaten. Ze zijn nu in Katowice, een industriestad op zo'n 40 kilometer van het vernietigingskamp. Het is de eerste stap op weg naar huis. Hoe de reis er verder uitziet, weet nog niemand.
Ro de Winter zat de afgelopen weken met een aantal vrouwen in een barak in Birkenau, het tweede grote kamp van Auschwitz. Ze moesten plaatsmaken voor zo'n 50.000 Duitse krijgsgevangenen die er worden ondergebracht.
"Nog eenmaal werpen we een blik op het eens zo gehate en nu verlaten Birkenau, waar miljoenen weerloze en onschuldige mensen zijn doodgemarteld, vergast en verbrand door de nationaalsocialistische sadisten. We laten het nu voorgoed achter ons."
Wat een eigenaardig gevoel op deze wijze de poort van het kamp door te rijden, onder het opschrift Arbeit macht Frei.
Overlevende Philip de Jong vertelt: "We werden in de felle kou op kleine open auto's geladen, de achterblijvers deden ons uitgeleide: wanneer zouden zij gaan?"
"Wat een eigenaardig gevoel op deze wijze de poort van het kamp door te rijden, onder het opschrift Arbeit macht Frei. Eens waren we hier als gevangenen met muziek binnengemarcheerd, nu gingen we als vrij, herboren mensen eruit in alle stilte."
De situatie in Katowice is chaotisch. Het is een opvangplaats voor overlevenden uit de kampen en voor dwangarbeiders. De Sovjets zijn de baas in de Poolse stad.
"We leven nu vrij, gaan af en toe de stad in. Het is voor een eigenaardige gewaarwording, goed geklede en verzorgde mensen te zien. Wij zien er vanzelfsprekend armoedig uit, sommige mannen nog in hun gestreepte kampuniformen", zegt Ro de Winter.
Overlevende Otto Frank uit Amsterdam is er ondergebracht in een oude school. Hij geniet van al het eten. Ook in de jaren voor Auschwitz was er al vaak niet genoeg te eten. Verreweg de meesten van de Nederlandse overlevenden hebben lange tijd ondergedoken gezeten.
Zo ook Otto Frank. Hij zat met zijn gezin en vier anderen in het achterhuis van zijn bedrijf aan de Prinsengracht. Ze zijn verraden en in augustus opgepakt.
Slecht nieuws
Bijna twee maanden na de bevrijding van Auschwitz kan Frank in Katowice voor het eerst een bad nemen en wordt hij gedesinfecteerd. Ook krijgt hij twee hemden en een pantalon cadeau.
Hij krijgt er slecht nieuws. Ro de Winter heeft zijn vrouw ontmoet in Auschwitz en ze vertelt Frank dat zij is overleden. "Meneer Frank bewoog zich niet toen ik het hem vertelde. Ik wilde hem aankijken maar hij had zich afgewend."
Edith Frank bezweek nog geen drie weken voor de bevrijding. "Edith werd ziek, had hoge koorts. Ik wilde dat ze naar de ziekenbarak ging", zegt De Winter. "Maar er heerste grote angst vergast te worden omdat dokter Mengele elke week naar die barak ging om de vrouwen uit te zoeken die in zijn ogen te uitgemergeld waren om te blijven leven."
Niet veel later sterft Edith Frank. Volkomen uitgeput.
Kinderen naar Sudetenland, ze zijn erg dapper, vooral Anne.
Waar Franks dochters Anne en Margot zijn, weet Ro niet. Zij is op zoek naar informatie over haar eigen dochter, Judith van 16. Zij heeft haar sinds eind oktober niet meer gezien. Judith is toen vanuit Auschwitz op transport gezet naar vermoedelijk Tsjecho-Slowakije.
Ook Anne en Margot hebben Auschwitz verlaten. Vermoedelijk richting Duitsland. Otto Frank schrijft: "Kinderen naar Sudetenland, ze zijn erg dapper, vooral Anne. Ik mis vooral Anne."
Het gezin Engel-Wijnberg is wel compleet. In Lublin, een plaats 300 kilometer ten oosten van Katowice, wachten Selma en Chaim en hun pasgeboren zoontje Emiel op vervoer naar Nederland.
Selma en Chaim behoren tot de weinige overlevenden van het vernietigingskamp Sobibor. In oktober 1943 zijn ze op miraculeuze wijze ontsnapt en ze hebben sindsdien ondergedoken gezeten in Polen. In juli 1944 werden ze bevrijd door de Sovjets. Selma en Chaim hebben geen idee hoe ze naar Nederland kunnen.
Voor de 19-jarige Frieda Brommet is Nederland ook nog heel ver weg. Ze ligt in Auschwitz nog altijd in het noodziekenhuis. Voor de bevrijding zweefde ze al op het randje van de dood en nu met goede zorg en goed voedsel gaat het heel langzaam steeds iets beter met haar.
Haar moeder Rebecca is bij haar. Zij was ook ziek en uitgeput maar kan inmiddels weer door het kamp lopen. Ze is op zoek naar informatie over haar man. Die heeft ze voor het laatst gezien begin september op het perron van Birkenau. Of hij nog leeft weet ze niet.
"Hij is ook uit Auschwitz gejaagd, hij moest mee op zo'n dodenmars. Daar lieten duizenden het leven. Daarom heb ik niet veel hoop meer", zegt Rebecca Brommet.