Frontstad Nijmegen speelparadijs voor de 10-jarige 'Josie'
De 10-jarige Jos Wernink heeft de tijd van haar leven. Ze vertelt met glunderende ogen over haar avonturen met de geallieerde soldaten in Nijmegen, een stad met inmiddels meer militairen dan burgers.
Hoewel Nijmegen al bijna zes maanden bevrijd is, ligt de stad nog steeds pal naast het front. Soldaten zijn ingekwartierd in leegstaande gebouwen als scholen en fabrieken, maar een deel woont ook bij burgers in huis. Zo ook bij Jos.
De voorkamer van de familie Wernink is nu het kantoor van Britse bevrijdingstroepen, in een aantal kamers van de kinderen slapen regelmatig Engelse, Amerikaanse en Canadese soldaten. "Op een gegeven moment hadden we er zelfs acht te logeren. Een gezellige boel!"
Dan roepen de soldaten in gebrekkig Nederlands terug: 'Ja papa!,
's Ochtends vroeg wordt Jos vaak wakker van haar vader die de militairen uit bed port, omdat ze naar de kazerne moeten. "Dan roept hij: 'Jongens, opstaan!' en roepen de soldaten in het gebrekkig Nederlands terug: 'Ja, papa!", vertelt ze terwijl ze in lachen uitbarst.
Zelf kan ze uitslapen; ze hoeft immers niet naar school. De Duitsers hadden de scholen in bezettingstijd al gevorderd, nu zijn er Engelsen, Amerikanen en Canadezen in getrokken.
Hele dagen brengt Jos door met de soldaten. Haar ouders vinden dat helemaal niet erg, vertelt ze: "Ze zijn allang blij dat ik wat te doen heb."
Ook andere Nijmeegse kinderen vermaken zich kostelijk met de geallieerde soldaten:
Jos zag één van haar eerste Amerikaanse films, The Bathing Beauty, tijdens een filmavond in het parochiehuis. Deze avonden zijn eigenlijk alleen bedoeld voor militairen, want de kapelaan vindt ze ongepast voor kinderen. "Maar van de soldaten mogen we naast de filmprojector zitten om mee te kijken", zegt Jos enthousiast.
Een soldaat met de bijnaam 'Lucky' houdt de wacht bij de deur naar de projector, zodat de kapelaan de kinderen niet kan betrappen. "Het is altijd heel spannend."
Ouders, waak over uw kinderen!
Jos, of 'Josie', zoals ze genoemd wordt door haar Engelstalige kameraden, zit tijdens de films nooit om snoepgoed verlegen. De soldaten stoppen haar regelmatig wat lekkers toe. Haar eerste chocola, eerste kauwgom, eerste cola en eerste hamburger: allemaal van de Amerikanen gekregen. "Heerlijk!", roept ze uit. "Alles wat de Amerikanen brengen is lekker."
Zelf heeft Jos ook wel eens een doos boiled sweets geruild tegen een paar oorbellen, al is het bedelen om zulke lekkernijen niet de bedoeling, schrijft de commissaris van de politie in het Nijmeegs Dagblad.
"Ouders, waak over uw kinderen en voorkom dat onze geallieerde vrienden door het gebedel of clandestien kopen in de problemen raken." Ook geallieerden hebben immers te maken met rantsoenen.
Toch heeft de familie Wernink wel eens levensmiddelen aangeboden gekregen die de soldaten uit hun eigen 'store' hadden buitgemaakt. Moeder Wernink tikte de jongens op de vingers, maar ze nam het wel aan. "Wat moet je dan? Als jij het niet aanneemt, doet een ander het wel", redeneert Jos.
Na een dag spelen gaat Jos naar huis voor het avondeten en neemt ze vaak soldaten mee. Onderweg wordt ze dan onder een auto getrokken, als er weer eens een V1 of V2 overvliegt. "Die militairen zijn daar echt heel bang voor", zegt ze. Zij zelf niet.
Na het eten wordt er samen gezongen rond de piano die in huis staat. Niemand van het gezin kan spelen, maar een van de militairen die regelmatig over de vloer komt wel: Gwyn Davies van de Britse 'Polar Bears'.
"Die kan hartstikke goed spelen. Hij speelt allemaal Engelstalige liedjes, zoals The Normandy Blues en It's A Long Way To Tipperary", vertelt ze terwijl ze de liedjes begint te neuriën. "Het is altijd feest bij ons thuis!"
Jos heeft 'Taffy', zoals de pianospelende Gwyn Davies ook wel wordt genoemd, zover gekregen in haar poëzieboekje te schrijven. "I shall remember you always", schrijft hij. "Please remember me too, by singing The Normandy Blues often."
Dat moet lukken: ze zal haar geallieerde "vriendjes" nooit vergeten. "Ik zal ze missen als ze weg zijn."