Onderzoek: overheid faalt bij uithuisplaatsing kinderen; minister moet direct ingrijpen

  • Linda de Groot

    verslaggever Nieuwsuur

  • Linda de Groot

    verslaggever Nieuwsuur

De overheid schiet ernstig tekort bij de bescherming van de meest kwetsbare kinderen in Nederland. Kinderen die wegens een onveilige thuissituatie onder toezicht worden gesteld of zelfs uit huis worden geplaatst, krijgen niet de aandacht en hulp waar ze recht op hebben, stellen onderzoekers van de Universiteit Leiden in een onderzoek dat is gedaan in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

De onderzoekers hebben de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen geëvalueerd. Ze roepen minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind op direct in te grijpen.

Voor het onderzoek werd gesproken met ouders, kinderen, pleegouders, jeugdbeschermers, advocaten en rechters. Daar zijn harde conclusies uit getrokken. "Iedereen begint er zelf over hoe slecht het ervoor staat", zegt onderzoeker en hoogleraar Jeugdrecht Mariëlle Bruning tegen Nieuwsuur. "De overheid heeft de plicht kinderen te beschermen. Maar die bescherming is nu echt onvoldoende." De bevindingen worden vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.

Er zijn vaak zorgen over deze kinderen en die kunnen zeer terecht zijn. Maar als kinderen uit huis geplaatst zijn, zorgt de overheid niet goed voor hen en voor hun ouders. Er hoort dan hulp te komen, zodat zowel de ouders als de kinderen zich kunnen verbeteren en weer herenigd kunnen worden. Maar die hulp ontbreekt, schrijven de onderzoekers.

Meer schade dan bescherming

De problemen komen onder meer door het gebrek aan opvangplaatsen, het tekort aan jeugdbeschermers en door de wachtlijsten voor specialistische hulp. "Het is overduidelijk dat de jeugdbescherming onvoldoende kwaliteit kan garanderen. Dat roept de vraag op: is het nog wel legitiem als de overheid ingrijpt in het gezinsleven?", zegt Bruning. "De overheid moet deze kwetsbare kinderen beschermen. Maar dat ingrijpen levert nu soms meer schade op, dan dat het bescherming brengt."

In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid hebben de onderzoekers gekeken hoe de wet in de praktijk werkt, en hoe die verbeterd kan worden. Ze doen diverse aanbevelingen om zowel ouders als kinderen beter te beschermen. Zo moet er bij uithuisplaatsing een plan worden opgesteld voor omgang met de ouders. In het geval van een perspectiefbesluit - de beslissing dat kinderen definitief wel of niet naar de ouders terug kunnen - moet een rechter dat besluit beoordelen.

Toeslagenaffaire

Door de toeslagenaffaire ligt de praktijk rond uithuisplaatsingen onder een vergrootglas. Afgelopen jaren werden zeker 1675 kinderen van toeslagenouders gedwongen uit huis geplaatst. De belangrijkste reden hiervoor, zo zeggen de ouders, was de schuldenproblematiek die door de terugvorderingen van de Belastingdienst werd veroorzaakt. Door de affaire is het gebrek aan rechtsbescherming van zowel ouders als kinderen aan het licht gebracht.

Ouders en kinderen moeten bij een uithuisplaatsing een advocaat krijgen, stellen de onderzoekers. Nu moeten de ouders dit zelf regelen en betalen. "De meeste gezinnen kunnen de weg naar een advocaat niet vinden of zijn zich er niet eens van bewust dat dit kan. Terwijl het om een belangrijke beslissing gaat: of hun kinderen thuis mogen blijven of niet", zegt Bruning. De onderzoekers willen ook dat de kinderen zelf beter gehoord worden en dat hun mening meetelt in de besluitvorming.

Maar, zeggen de onderzoekers, deze aanbevelingen kunnen pas werken als de uitvoeringsproblemen in de jeugdbescherming zijn opgelost. Want nu "staan Nederlandse kinderen die te maken krijgen met een kinderbeschermingsmaatregel in de kou".

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl