Kinderen met overgewicht hebben vaak ook dikke ouders
Het aantal te dikke kinderen in Nederland is nog steeds niet afgenomen, ondanks allerlei overheidsinitiatieven. Vooral kinderen van ouders met overgewicht zijn te zwaar, blijkt uit cijfers van het CBS en RIVM. Tijd voor actie vindt hoogleraar voeding en gezondheid Jaap Seidell.
Een groot deel van het probleem ligt volgens hem bij gebrekkige voedseleducatie. "De jeugd weet te weinig over gezond eten. Koken vinden ze lastig en dat is niet gek: steeds meer ouders kunnen dat niet." Het gevolg is dat ze vaak voor de makkelijke en ongezonde hap kiezen.
17 procent van de kinderen van wie beide ouders te dik zijn, heeft zelf ook last van overgewicht. Van de kinderen wier ouders niet te zwaar zijn, heeft 6 procent overgewicht. Dat verschil is deels te verklaren uit erfelijkheid.
'Het gaat al vroeg fout'
Toch denkt Seidell dat deze groep ouders ook slechte leefpatronen doorgeeft. "Het gaat vaak al vroeg fout. In zo'n gezin krijgen baby's minder borstvoeding, veel zoete drankjes en bewegen ze op latere leeftijd minder."
Vorig jaar had 12 procent van de kinderen tussen 4 en 12 jaar overgewicht. Dit percentage schommelt volgens het CBS al twintig jaar tussen de 10 en 12. Bij vier procent van de kinderen was sprake van ernstig overgewicht.
Het probleem bij de jeugd is volgens Seidell ook in omliggende landen hardnekkig. "Er blijkt heel veel nodig om het eet- en leefgedrag van kinderen te veranderen. Ze leven in een wereld die steeds verleidt tot ongezond eten en drinken."
Uit de nieuwe Gezondheidsmonitor van het CBS en RIVM blijkt dat er een aantal risicogroepen is: gezinnen met een laag inkomen, niet-westerse-gezinnen en kinderen die opgroeien in de grote stad. Deze hebben allemaal een grotere kans op overgewicht en obesitas.
Bij de laagste inkomensgroep is bijna een op vijf kinderen te dik. Bij de hoogste inkomensgroep is dat iets meer dan een op de twintig. Kinderen met een niet-westerse achtergrond hebben vaker overgewicht dan hun autochtone leeftijdsgenoten: 22 tegenover 9 procent. Voor obesitas (extreem overgewicht) is dit 9 en 2 procent.
'Actie op buurtniveau nodig'
Deze twee categorieën komen vaker voor in steden als Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Amsterdam. Vandaar dat hier relatief meer dikke kinderen opgroeien. "Het is daarom belangrijk dat daar op buurtniveau actie wordt ondernomen", vindt Seidell.
In Amsterdam worden al speciale verpleegkundigen ingezet om kinderen te helpen met het probleem. Volgens de voedseldeskundige is dat een goed begin. "De gezonde keus moet de makkelijke keus worden. Leer kinderen koken en haal zoveel mogelijk snoepautomaten weg."