Gemeenten houden miljoenen zorggeld over
Bijna alle gemeenten houden geld over op hun budget voor zorg en ondersteuning thuis. In 2015 is zeker 310 miljoen euro op de plank blijven liggen. Dat blijkt uit berekeningen van de NOS en vakblad Binnenlands Bestuur.
Het gaat om geld dat gemeenten kregen voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), waar onder meer woningaanpassingen, begeleiding of hulp in het huishouden van wordt betaald. Gemeenten hadden in totaal zo'n 4,8 miljard te besteden voor die taken.
Binnenlands Bestuur vroeg alle gemeenten naar hun cijfers over 2015. Een derde van de gemeenten deed mee aan het onderzoek. Negen op de tien daarvan zeiden geld over te houden dat was bedoeld voor onder meer dagbesteding en begeleiding. Meer dan de helft heeft zelfs meer dan 15 procent van hun budget niet besteed aan die zorg.
Thuishulp
Vooral de huishoudelijke hulp stond de afgelopen tijd in de belangstelling, na het faillissement van thuiszorggigant TSN en een recordaantal rechtszaken. Op die post kregen gemeenten een fikse bezuiniging van 32 procent, en toch houden ze ook hier geld over. Zo noteren zes op de tien gemeenten een overschot, bij een kwart was dat zelfs meer dan 15 procent.
Dat er zoveel geld overblijft, is opvallend. Gemeenten en inwoners vreesden dat er te weinig geld zou zijn, omdat er zo flink werd bezuinigd. Veel mensen kregen dan ook minder uren hulp, bijvoorbeeld in de huishouding. Daarnaast vroegen veel gemeenten eigen bijdragen voor bepaalde hulp.
Miljoenen
Zowel kleine als grote gemeenten noteren bedragen in de plus. De Utrechtse Heuvelrug heeft bijvoorbeeld 2 miljoen euro van hun Wmo-budget over, Nijmegen naar verwachting 6 miljoen.
Op basis van de antwoorden in de enquête berekende de NOS dat het in totaal om ten minste 310 miljoen euro gaat. Gemeenten reserveren het geld vaak voor (zorg)kosten in de toekomst of algemene reserves. Soms is nog onduidelijk wat ermee gebeurt.
Wethouders zeggen dat ze vorig jaar maatregelen hebben genomen, waardoor de zorg minder geld kost. Via keukentafelgesprekken bekeken ze per inwoner welke zorg echt nodig is en wat iemand nog zelf kan doen, bijvoorbeeld met hulp van familie. Ook kregen sommige gemeenten eenmalig iets meer geld dan ze dachten door een andere verdeling van het geld door de overheid.
'Onverteerbaar'
Cliëntenorganisatie Ieder(in) is verontwaardigd. "Het is onverteerbaar dat er zoveel geld over is als je bedenkt dat de uitvoering van de Wmo na ruim een jaar in veel gemeenten niet goed verloopt", aldus voorzitter Illya Soffer.
Volgens haar is het geld niet over, maar wordt noodzakelijke zorg soms gewoonweg niet meer gegeven. Zij wijst erop dat er nog altijd wachtlijsten zijn en dat cliënten tegenwerking ervaren van gemeenten. Ook rekenen gemeenten soms hoge eigen bijdragen of bereikt de zorg mensen niet omdat ze het juiste loket niet vinden.
Patiëntenfederatie NPCF noemt het overschot "ongekend". NPCF wil dat het Wmo-budget wordt geoormerkt zodat het geen andere bestemming kan krijgen. "We willen dat elke euro die bestemd is voor hulp en ondersteuning ook daadwerkelijk bij mensen terechtkomt."
Te zuinig?
Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vindt het te vroeg om harde conclusies te trekken, omdat hij alle cijfers zelf nog aan het verzamelen is. Hij verwacht dat er inderdaad Wmo-budget over is bij gemeenten, maar benadrukt dat er op andere posten misschien te veel is uitgegeven en dat gemeenten dan kunnen schuiven.
Deze cijfers en inzichten moeten natuurlijk wel aanleiding zijn voor een gemeente om zelf nog eens heel scherp te kijken, zegt Van Rijn. "Wethouders en raadsleden in gemeenten die veel minder uitgeven dan vooraf ingeschat, moeten bij zichzelf te rade gaan en de vraag beantwoorden: zijn we zuinig of zijn we eigenlijk een beetje te zuinig? Te zuinig is natuurlijk nooit goed."
De seniorenorganisatie ANBO vindt het "niet te verkroppen" dat gemeenten geld overhouden aan het Wmo-budget. De ANBO wijst erop dat gemeenten veel te strenge criteria hanteren voor ondersteuning bij woningaanpassingen. Ook communiceren gemeenten onvoldoende over de mogelijkheden van de Wmo, zegt de ANBO.