Tibetanen bij de rechtbank in Utrecht
NOS Nieuws

'Wij willen niet op straat leven. Wij zijn geen beesten'

Tibetaanse vluchtelingen hebben vandaag in Utrecht een emotioneel beroep gedaan op de Centrale Raad van Beroep. "We kunnen nergens heen en zijn gedwongen op straat te leven", zei een van hen in de rechtszaal. "Help me, help me please."

Het proces, namens zes Tibetanen, is aangespannen tegen de gemeenten Utrecht en Amsterdam. Volgens hun advocaat Pim Fischer hebben ze ten onrechte onvoldoende hulp gekregen van de gemeenten.

Het is een volgend hoofdstuk in de bed-bad-en-brooddiscussie. Het proces is het eerste van een reeks, die van invloed kan zijn op de manier waarop Nederland met uitgeprocedeerde asielzoekers omgaat. De zes eisen onder meer dat ze ook overdag bij een gemeentelijke opvang terechtkunnen.

"Schrijnend"

De Tibetanen hadden vaak geen slaapplek en geen geld om iets te eten, terwijl deze zaken wel hadden moeten worden aangeboden, betoogt Fischer. De gemeenten werpen tegen dat ze vaak niet wisten dat de hulp tekortschoot. Ze hadden geen zicht op de mensen of dachten dat ze bij vrienden of kennissen konden eten en slapen.

Volgens advocaat Fischer zijn zijn cliënten de dupe geworden van hun timide houding. Ze durfden lang niet voor zichzelf op te komen. "Ik vroeg ze dan of ze te eten hadden, maar vergat te vragen of het ook voldoende was. Zelf kwamen ze daar niet mee."

'Je moet een plek hebben om te werken aan je toekomst'

Fischer geeft nog een voorbeeld. "Dan vertelden ze mij dat ze een slaapplaats hadden, maar later kwam ik erachter dat ze op een balkon sliepen." Volgens hem is pas achteraf gebleken dat de Tibetanen jaren in schrijnende omstandigheden hebben geleefd.

"We kwamen hier niet om op straat te moeten leven"

In de rechtszaal probeert het zestal de gesprekken zo goed mogelijk te volgen, bij gebrek aan tolken. Als een vrouw het woord krijgt, trekt ze de microfoon stevig naar zich toe en begint in een stortvloed van Nederlands en Engels te vertellen dat ze nergens heen kunnen, omdat de bed-bad-brood-voorziening in Amsterdam om 09.00 uur dichtgaat. Geëmotioneerd vraagt ze de rechters om hulp. Haar buurvrouw begint te snikken en vertelt dat zelfs dieren een beter leven hebben.

Na afloop van de zaak vertellen de vrouwen hoe erg het is om geen eigen plek te hebben in de maatschappij. "We gaan af en toe een winkel in, maar als we dat te vaak doen, denken ze dat we winkeldieven zijn", zegt een van hen. Een ander vervolgt: "Als we moeten plassen, kost dat 50 cent. Dat hebben we niet. En we kunnen niet voor eeuwig geld lenen van andere mensen."

De vrouwen zitten al jaren in deze situatie. Ze hebben geprobeerd om meer geluk te vinden in andere Europese landen, maar werden steeds teruggestuurd op basis van de Dublinverordening.

2 september

De Centrale Raad voor Beroep doet op 2 september uitspraak in de zaak. In september en oktober volgen nieuwe rechtszaken.

Mede op basis van deze processen zal het kabinet een besluit nemen over de toekomst van de bed-bad-en-broodregeling voor illegalen. Er worden ook gesprekken gevoerd met gemeenten.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl