Het kabinet-Lubbers III samen met koningin Beatrix op de trap bij Paleis ten Bosch
NOS Nieuws

Kabinet had geen tijd voor val van de Muur

  • Dik Verkuil

    Researchredacteur

  • Dik Verkuil

    Researchredacteur

Terwijl zich met de val van de Berlijnse Muur in 1989 een keerpunt in de wereldgeschiedenis voltrok, was in Nederland het derde kabinet-Lubbers vooral met zichzelf bezig. Op 10 november, de dag na de val van de Muur, was het constituerend beraad van het nieuwe kabinet van CDA en PvdA. En in de week daarna werd tot in de kleinste details over de begroting gesproken: business as usual.

Afgaande op de deze week openbaar geworden notulen van de ministerraad kwam de historische gebeurtenis in Duitsland pas op 17 november ter sprake.

Minister Pronk voor Ontwikkelingssamenwerking (PvdA) zei dat hij het jammer vond dat hij vanwege de formatiedrukte “de zeer verheugende ontwikkelingen in Duitsland” niet iets meer op de voet had kunnen volgen. Voor zover uit de notulen blijkt, was hij de enige.

Constructieve waakzaamheid

Zijn collega’s waren weliswaar ook "verheugd", maar lijken toch vooral bezorgd te zijn geweest over de verstoring van 'de rustige rust' (om een uitdrukking van Multatuli te gebruiken). Ze beseften dat het IJzeren Gordijn voor West-Europa nog zo slecht niet was geweest. De Duitse en de Europese deling hadden al tientallen jaren voor vrede en stabiliteit gezorgd.

De Duitse hereniging lijkt weliswaar actueler geworden, maar in de DDR wordt er overigens nauwelijks over gesproken. Men legt de prioriteit bij een grotere vrijheid, democratie en pluriformiteit.

Minister Van den Broek (CDA) van Buitenlandse Zaken op 17 november 1989

Minister Van den Broek (CDA) van Buitenlandse Zaken bepleitte een beleid van "constructieve waakzaamheid". Het ging er volgens hem om om bedacht te zijn op "interne ontsporingen". "Deze kunnen zeker niet worden uitgesloten".

Warschaupact

Overigens zag Van den Broek een Duitse hereniging er nog niet komen. "In de DDR wordt er nauwelijks over gesproken", zo liet hij optekenen. Bovendien was de Sovjet-Unie tegen. Van den Broek vond dat "voor Nederland als buurland" de naoorlogse status-quo het uitgangspunt moest zijn, al erkende hij "dat elk volk het recht op zelfbeschikking toekomt".

Kennelijk is het ons belang dat het Warschaupact blijft bestaan zoals het nu is. Dat geldt ook voor de NAVO. Hij is het hiermee eens gezien de gevaren van instabiliteit.

Minister Ter Beek (PvdA) op 17 november 1989

Ook zijn collega Ter Beek van Defensie (PvdA) was gehecht aan de status-quo. Gezien het gevaar van instabiliteit vond hij het van belang dat het Warschaupact (het militaire bondgenootschap onder leiding van de Sovjet-Unie) bleef bestaan.

Pronk vond dat het gevaar van instabiliteit bij deze “historische doorbraak” niet moest worden overdreven. Ook hij zag een Duitse hereniging er nog niet komen. "Over de Duitse hereniging wordt zijns inziens buiten de beide Duitse staten meer gesproken dan erbinnen."

Premier Lubbers, ten slotte, merkte op dat het goed is dat Nederland zich terughoudend opstelt in de kwestie van de Duitse hereniging. Dat was een uitgangspunt dat hij zelf spoedig zou verlaten.

Kohl

Op 28 november verraste de Duitse bondskanselier Kohl vriend en vijand door in een tien-punten-plan de Duitse hereniging op de agenda te zetten. Ook het kabinet werd overvallen door deze wending in "de Duitse kwestie", zoals het in de notulen van 1 december wordt genoemd.

Van den Broek vond het lastig in te schatten hoeveel steun er voor Kohl was. Volgens hem was er bij de Westerse bondgenoten "onderhuids kritiek" en was er ook in Duitsland zelf twijfel over de eenwording. Van den Broek vond het verstandig voorzichtig te opereren. In elk geval moest Nederland het vertrouwen in de Bondsrepubliek blijven uitspreken.

Premier Lubbers had (terecht) de indruk dat Kohl zijn voorstel pas in het weekeinde van 25 en 26 november had geschreven. Die zaterdag had de Amerikaanse president Bush hem, Lubbers, nog gebeld om te vragen naar zijn indruk van de ontwikkelingen. Lubbers was nu "verbaasd over de brede steun voor de voorstellen". Daarmee doelde hij waarschijnlijk onder meer op de steun van de Duitse sociaal-democratische oppositie.

Diner

Van den Broek vroeg zich af wanneer er in Europees verband over de kwestie kon worden gesproken. Wellicht zou de Europese raad van 8 en 9 december een mogelijkheid zijn. Op 8 december kwam de kwestie inderdaad ter sprake tijdens een diner van de Europese regeringsleiders in Straatsburg. En volgens verschillende getuigen liet Lubbers toen tegenover Kohl zijn reserves duidelijk blijken.

West-Duitse politici volgen naar buiten toe de bekende internationale lijn, maar speculeren onderling over hereniging. Kohl representeert het standpunt dat in vele lagen van de Duitse politiek leeft.

Minister May (CDA) op 1 december 1989

Nadat Kohl had gezegd dat de Duitse hereniging volgens hem een kwestie van tijd was, vroeg Lubbers volgens de Belgische premier Martens: "Is het op basis van het verleden opportuun dat Duitsland opnieuw één wordt?"

Volgens de Britse premier Thatcher getuigde Lubbers' optreden van moed. Hij sprak uit wat anderen dachten. Kohl zelf schreef later in zijn memoires dat hij wist dat de Duitsers niet geliefd waren, maar dat hij "verbaasd was over de ondervraging, waarmee ik in Straatsburg werd geconfronteerd."

Zorgelijk

In de verslagen van de ministerraad vinden we hier niets van terug. Wel merkte Lubbers op dat de verhouding tussen Parijs en Bonn "zeer onder druk" stond door de ontwikkelingen in de Duitse kwestie. Hij had de indruk dat ook de VS “tegendruk” gaf “tegen een te snelle Duitse hereniging".

Die laatste indruk was onjuist. Doordat de VS de Duitse hereniging steunde, kwam die er veel sneller dan zelfs Kohl zich had kunnen voorstellen. Kohl had gerekend op vijf jaar, maar al op 3 oktober 1990 hield de DDR op te bestaan en ging Oost-Duitsland op in de Bondsrepubliek. Hoe het kabinet daarop reageerde, zal volgend jaar blijken, als de notulen van de ministerraad van 1990 openbaar worden.

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl