Waarom Den Haag al ruim anderhalve eeuw jaarlijks 181,51 euro aan Rijswijk betaalt
De rekening komt midden oktober weer binnen bij de gemeente Den Haag. Een ouderwetse, gele acceptgiro. De omschrijving: 'bijdrage afstand grondgebied tussen Laakhaven en Hoefkade'. Het bedrag: 181,51 euro. Daarmee wordt een traditie voortgezet die in 1843 is ontstaan. Want op 7 december van dat jaar stond de gemeente Rijswijk vrijwillig het stuk grond af waarop nu station Hollands Spoor staat.
Het was een ruil waarmee beide partijen destijds tevreden waren. Den Haag kreeg een eigen station aan 'den IJzeren Spoorweg' en Rijswijk hoefde er niet steeds agenten naartoe te sturen om daar 'aanhoudend toezigt' te houden 'op de groote toevloed van Menschen en rijtuigen aldaar'.
Je kan het je nu bijna niet voorstellen. Meer dan 40.000 mensen maken vlak voor de coronacrisis nog dagelijks gebruik van station Hollands Spoor. Het station met de koninklijke wachtkamer lijkt onlosmakelijk verbonden met Den Haag. Maar het had weinig gescheeld of het had in Rijswijk gelegen.
20 september 1839 is de datum dat de eerste spoorlijn van Nederland werd geopend. Twee stoomlocomotieven – 'Snelheid' en 'Arend' – trokken acht rijtuigen met 38 kilometer per uur van Amsterdam naar Haarlem. Daarmee kwam een einde aan een tijdperk van vervoer via diligence en trekschuit. Want ondanks aanvankelijke zorgen bij de bevolking werd het traject al enkele jaren later uitgebreid. Dat wat de oude lijn ging heten, werd twee jaar later verlengd naar Rotterdam. De bedoeling was dat er ook een station kwam in Den Haag.
Stuk grond officieel van Rijswijk
Maar er was een probleem. Het stuk grond waar die halte was gepland, lag officieel in de gemeente Rijswijk. Het grondgebied van die gemeente liep toen nog helemaal van de Brasserskade in Delft tot aan de Hoefkade in Den Haag. De gemeenteraden van Rijswijk en Den Haag bogen zich over de kwestie. Beiden zagen ze voordelen in het sluiten van een overeenkomst.
Rijswijk telde op dat moment slechts twee agenten. De beoogde plek van het station was behoorlijk ver van het centrum en dat leidde tot praktische problemen, was het idee. Want het zou betekenen dat er eigenlijk altijd een politieman bij het station moest zijn om een oogje in het zeil te houden.
Dat dit volgens de politici in die dagen hard nodig was, staat vast, zo blijkt uit documenten uit die periode. De verwachting was dat 'bij de in- en ontlading der tot den spoortrein behoorende wagens en grote toevloed van Menschen en rijtuigen aldaar' zal ontstaan.
Politie van Den Haag beter toegerust
Het station, was de redenering, stond veel dichter bij de bebouwde kom van Den Haag. De politie van de stad was hier ook beter op toegerust omdat die beschikte over 'meerdere Ressources en de Inrigting eener groote stad'. Iets dat volgens de bestuurders van die tijd goed van pas kwam bij de 'Handhaving der goede Orde op het station'.
Speelde nog eens mee dat het gebied tussen de Laak en de Hoefkade voor Rijswijk niet zo interessant was. Het ging om een paar weilanden. De enige bebouwing zou een kachelgieterij van de Haagse smid Sterkman zijn – dacht men. Want pas later ontdekten de autoriteiten dat er ook nog een woning stond.
In december wordt de acte ondertekend
Op 4 december 1843 werd daarom bij notaris J.W. Schuurman in Rijswijk de acte ondertekend. Namens Rijkswijk gebeurde dat door jonkheer Jan Willem Vredenburch, die van 1816 tot 1847 burgemeester van Rijswijk was. Dat hij niet is vergeten, blijkt wel dat in Rijswijk een weg, een plantsoen, een school en woonzorgcentrum naar hem zijn vernoemd.
In het stuk stond dat een grondgebied van 257 bunders, negen roeden en veertien ellen van Rijswijk naar Den Haag ging. Om de 'heeren' in de Hofstad te gemoed te komen, werd daarbij zelfs nog besloten om de hele Laakmolensloot af te staan; oorspronkelijk was het de bedoeling dat de nieuwe grens door het water zou lopen.
Ten allen tijde
Voor die bijna 260 hectare moest de nieuwe eigenaar dan wel 400 gulden overmaken 'van Jaar tot Jaar en ten allen tijde', aldus de acte. Te voldoen door 'de Heeren Comparanten ter andere zijde' en hun 'succeseuren' – het stadsbestuur van Den Haag uit die dagen en de opvolgers ervan dus.
De transactie was net op tijd, want op 6 december 1843, op de 51ste verjaardag van Koning Willem II, werd het station na een feestelijke treinrit in gebruik genomen. Nog steeds is het een van de drukste tracés van Nederland. En inmiddels wordt de route gezien als de ruggengraat van het gebied tussen Dordrecht en Leiden. De 'oude lijn', zoals hij ook wel wordt genoemd, zou moeten worden omgevormd tot een lightrailverbinding. Daar langs willen de bestuurders van deze eeuw nieuwe woonwijken en bedrijventerreinen bouwen.
Nog steeds in rekening gebracht
Nu, 178 jaar later, wordt die 400 gulden nog steeds door Rijswijk in rekening gebracht. Op de website van die gemeente staat daarover zelfs nog een passage. In Den Haag is de historische transactie iets verder weggezakt in het geheugen.
De begroting van de gemeente Den Haag is anno 2022 bijna drie miljard euro. Het vraagt enig speurwerk van de medewerkers van de afdeling financiën van de gemeente om de rekening boven water te krijgen. Maar als ze het bedrag van 400 gulden omrekenen naar euro's, komt al snel de acceptgiro tevoorschijn. Te betalen voor 7 december.
Bijna een einde aan traditie
De voorzitter van de Historische Vereniging Rijswijk, Hans van Rossum, herinnert zich nog wel dat aan die traditie bijna een einde was gekomen. Hij was in de jaren tachtig van de vorige eeuw voor de VVD wethouder in Rijswijk toen het verzoek van Den Haag binnenkwam om de transactie in één keer af te kopen.
Maar het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk voelde daar niet veel voor. 'We hebben dat toen kort besproken', herinnert Van Rossum zich. 'We vonden het een mooie traditie en het ging ook niet om een wereldbedrag. Dus we zeiden: we laten het zo. Dit is toch onderdeel van de historie.'