Dit is een nieuwsbericht van
Rijnmond

Jan uit Nieuw-Lekkerland haalt een Oekraïense vrouw en haar twee kinderen op bij de grens met Polen: 'Voorlopig zijn ze veilig'

Jan Simons (60) uit Nieuw-Lekkerland heeft afgelopen weekend drie Oekraïeners opgehaald bij de Poolse grens. Toen de spanningen rond Oekraïne opliepen, had Jan al eens tegen ze gezegd: ons huis is jullie huis. “Toen de situatie ernstiger werd, kregen we een mailtje. Of we ze konden ophalen. Dan bedenk je je geen moment.”

"De oorlog heeft ze van slag gebracht", zegt Jan's vrouw Jeanette over het gezin dat sinds dit weekend bij hen thuis verblijft in Nieuw-Lekkerland. De Oekraïense moeder Inna (38), dochter Sonya (14) en zoon Pavel (10) zijn dit weekend opgehaald door Jan en hun schoonzoon Arjan. De vader des huizes moest in Oekraïne blijven om te vechten. Als hij een paar uur geen berichtje heeft gestuurd, is Inna erg gespannen. Is hem iets overkomen? "De rust keert pas weer terug na een berichtje.”

Jan en Jeanette kennen het gezin, omdat eens in de twee jaar Oekraïense kinderen bij hen komen logeren. Zes weken verblijven de kinderen bij verschillende gezinnen in Nieuw-Lekkerland in huis, geregeld door stichting Christian Children Relief. Het zijn kinderen uit gezinnen met weinig geld. In Nieuw-Lekkerland kunnen ze even “onbezorgd genieten”, zegt Jeanette. Het leverde Jan en Jeanette een Oekraïens netwerk op. Ze bezochten het land en hun kennissen daar meerdere keren.

Hoe was het om de dreiging van oorlog in Oekraïne op te zien opkomen?

Jeanette: “Wij vonden het doodeng, maar ik kreeg het idee dat wij ons meer zorgen maakten dan onze Oekraïense kennissen. We hebben veel contact met ze via de app Viber en per mail. Als we vroegen hoe het ging, reageerden ze heel laconiek. ‘We zijn al acht jaar in oorlog', zeiden ze dan. Ze doelden op de oorlog die begon in 2014, in het Donbass-gebied.”

Jeanette: “De stichting CCR zou half maart een nieuwe lichting kinderen ophalen die voor zes weken hier zouden verblijven. Toen de oorlog uiteindelijk uitbrak vorige week, hadden wij de dag daarna toevallig een overleg gepland staan met de Nederlandse gezinnen die meededen. Het was een verdrietig moment. Er zijn tranen gevloeid. We maakten ons grote zorgen.”

Hoe ontstond het besluit om zelf die kant op te gaan?

Jeanette: “Wij hebben best intensief contact per e-mail met een gezin dat wij financieel bijstaan. Vorige week kregen we een bericht dat de vader bezorgd was om zijn vrouw en kinderen. We mailden ze terug: 'Onthoud dat ons huis jullie huis is. Als het onveilig is, kom hier naartoe.' Even later reageerde hij: 'Mijn vrouw heeft iemand gevonden die haar naar de grens kan brengen, kan ze naar jullie toe komen?'”

Jan: “Dan bedenk je je geen moment. Dan ga je.”

Jeanette: “Mijn man heeft een winkel. Een soort Marskramer, met speelgoed en huishoudelijke producten. Hij stapte in de auto met onze schoonzoon Arjan den Ouden, en vertrok.”

Jan: “Zaterdagmiddag om 13.00 uur. We kwamen daar om 4.00 uur ‘s nachts op zondagochtend aan. Zondagavond om 23.00 uur waren we weer terug in Nederland.”

Was het gevaarlijk?

Jan: “Nee. Het was prima te doen. De wegen zijn goed. Mijn schoonzoon en ik losten elkaar om de drie, vier uur af. Tot aan de Poolse grens is er absoluut geen gevaar. Je merkt niets van de oorlog. Zij hadden ons een locatie gestuurd waar we moesten zijn. Voor hen duurde de reis lang. Vanaf hun woonplaats Zhytomyr duurde het twaalf uur tot ze bij de grens te kwamen. En ze moesten de hele nacht wachten voor ze de grens over konden.”

Wat troffen jullie aan bij de Pools-Oekraïense grens?

Jan: “Overal waren auto’s en bussen die mensen op kwamen halen. We zagen veel nood, veel verdriet. Vrouwen met baby’s, gewikkeld in dekens. Bussen vol moeders en kinderen. Als zij het busje uit waren draaide dat om. Ik denk om andere Oekraïners op te halen. Bij de grensovergang was een groot grasveld. Het lag daar vol met bergen pampers, water, eten, kleding, snoep voor de kinderen, frisdrank. Je kan het zo gek niet noemen. En alles konden ze meenemen. Bussen bracht de vluchtelingen verder Polen in.”

Kregen jullie ondersteuning bij jullie reis?

Jan: “We deden het puur zelfstandig. Ondersteund door gebed, dat wel. Voor de duidelijkheid: we willen absoluut niet weggezet worden als helden. We zijn niet de enigen, ik ken tientallen mensen die die kant op gaan.”

Hoe was het met het gezin dat jullie ophaalden?

Jan: “Ze waren blij dat we daar waren, en doodmoe. Toen ze in de auto zaten, sliepen ze vrijwel meteen. Inna is erg gespannen over hoe het gaat met haar man. Ze hebben regelmatig contact via Viber. Als hij een paar uur langer dan normaal niet reageert, wordt ze zenuwachtig. Zal hem iets overkomen zijn? Hij zit in het leger en staat op wacht bij een legerbasis in de buurt van Zhytomyr. Hij stuurde vanochtend nog een foto van zijn geweer.”

Jeanette: “Ze horen natuurlijk heel veel en zien op sociale media wat er gebeurt in hun land. Ze krijgen foto’s door van raketten die door de Russen worden afgeschoten. Toen ze nog in het land waren, zaten ze in een flat. Negen hoog, echt zo’n grijze, grauwe Sovjet-flat. Hun woonkamer is ook hun slaapkamer. Ze hadden geen kant uit gekund als zo’n raket op hun huis terecht was gekomen.”

En hoe is het nu met ze?

Jeanette: “We zijn vandaag bij een speeltuin in het Brabantse Volkel. Dat stond al gepland: een dagje met onze kleinkinderen. We hebben Sonya, Inna, en Pavel gewoon meegenomen. Het is fijn. De kinderen kunnen lekker even de zinnen verzetten.”

Waar verblijven Inna, Sonya en Pavel nu in Nederland?

Jan: “Gewoon, bij ons thuis. Hoe lang weten we niet. Dat kan een half jaar zijn, dat kan een jaar zijn. Maar voorlopig zijn ze veilig. En waarschijnlijk komen er wel meer kinderen naar Nieuw-Lekkerland. Hopelijk kunnen ze hier op gegeven moment gewoon weer naar school en lukt het om een dagelijks leefpatroon op te zetten.”

Jeanette: “We zijn niet de enigen in Nieuw-Lekkerland die dit doen. Er zijn nu twee koppels onderweg naar Polen. En morgen gaan er ook vijf auto’s die kant op.”

Wat drijft jullie?

Jan: “Onze liefde tot God en de mensen. We hebben een band met ze, hè. We zien ze als broers en zussen, als familie.”

Deel artikel: