Martin Shkreli (2015)

Kan in Nederland ook een Martin Shkreli opstaan?

Heel het internet haat hem: Martin Shkreli. Hij kocht een medisch bedrijf op dat een geneesmiddel maakt voor onder andere aidspatiënten en verhoogde de prijs van het medicijn met 5000 procent. Van 13,50 tot 750 dollar per pil.

De FBI verdenkt hem van fraude en inmiddels is hij geen directeur van het farmaceutisch bedrijf meer. Maar hij heeft nog een ander bedrijf opgekocht en de angst is dat hij daar hetzelfde gaat doen.

Hoe dan?

Shkreli koopt bedrijven op die oude verkooprechten van medicijnen in handen hebben. Zo oud, dat als een ander bedrijf ze ook (goedkoper) op de markt wil brengen, de medicijnen opnieuw getest moeten worden. Dat is weer zo duur, dat geen enkele fabrikant dat wil betalen. Dus kan Shkreli vragen wat hij wil.

Is dat erg?

"Ja, want zoiets kan ook hier gebeuren", zegt Ellen 't Hoen, expert op het gebied van medicijnen en recht. "Maar ik verwacht dat de overheid dan wel ingrijpt." ’t Hoen ziet wel een ander, groter probleem: de alsmaar stijgende prijzen van medicijnen in Europa.

Fabrikanten van medicijnen kunnen nu namelijk vragen wat ze willen, tenminste als medicatie nieuw op de markt wordt gebracht. "De prijs heeft niks meer te maken met de ontwikkelingskosten", zegt ’t Hoen. "Die wordt vooral bepaald door de al dan niet sterke positie van de fabrikant in de markt."

Martin Shkreli wordt weggevoerd door de FBI

Om dat goed te begrijpen even een spoedcursus patentrecht. Stel dat een fabrikant een nieuw medicijn op het spoor is, dan vraagt hij patent aan. Daarmee krijgt de fabrikant het alleenrecht om dat medicijn te produceren en te verkopen. Monopolie dus, en dat is minimaal 20 jaar geldig.

Omdat de fabrikant de enige is die iets met het medicijn mag doen, is het nogal makkelijk onderhandelen en kan hij vragen wat hij wil. "Overheden proberen wel een beetje die prijzen naar beneden te krijgen door onderhandelingen, maar dat levert vaak maar een klein resultaat op", vertelt 't Hoen.

Volgens 't Hoen zijn er twee oplossingen om gigantische prijsstijgingen in de medicijnwereld te voorkomen: de eerste is een dwanglicentie, de tweede een medicijnfonds.

Een dwanglicentie betekent dat een fabrikant verplicht is om medicijnen door een goedkopere fabrikant te laten ontwikkelen. Die betaalt daar dan wel een vergoeding voor, maar een stuk minder dan de originele fabrikant eigenlijk zou willen.

Maar 't Hoen voelt het meest voor een fonds: "Daarin stel je geld beschikbaar om een bepaald medicijn te ontwikkelen, maar wel met bepaalde voorwaarden. Dan kun je de medicijnagenda van fabrikanten bepalen en afspraken met hen maken."

"Bijvoorbeeld dat je het weer door goedkopere producenten laat maken: dan blijft de prijs laag. Zo wordt innovatie tóch gestimuleerd, maar blijven medicijnen betaalbaar."

Deel artikel: