Rijders Laurens ten Dam maakte een flinke smak, maar kon daarna wel weer verder fietsen

Glijden over het Tour-asfalt: hoe beperk je de schade?

Schaafplekken waar je u tegen zegt, wondgaas over het hele lichaam, knieën in het verband en ellebogen waar je haast op het bot kijkt. Het is koers, vraag maar aan Tom Dumoulin. Voor hem is het al weer einde verhaal na de harde valpartij van vanmiddag. En dan is de Tour de France nog maar net begonnen.

Het gaat hard: zo rond de 70 kilometer per uur op de vlakke stukken. "Dan ben je gewoon de Sjaak als er iemand voor je valt", zegt wielerkenner Thijs Zonneveld. "Het is zó ontzettend druk in het peloton. De stress is enorm." Vorig jaar stelde Zonneveld al een lijst op om massale valpartijen te kunnen voorkomen, of in elk geval te beperken. "Van die tien punten zijn er nog nul overgenomen."

Dat zagen we vanmiddag, toen een stuk of twintig renners naar de grond gingen. "Tegenwoordig wil iedere ploeg vooraan meerijden. Er is geen hiërarchie meer in het peloton, zoals die er was in de tijd dat Armstrong nog meereed. Zijn ploeg reed toen constant op kop, dat wist je als renner. Je hoefde je dan ook niet naar voren te wurmen."

"Iedereen is bang om sponsors te verliezen. Bovendien: als je vooraan rijdt, val je niet door een ander. Dat gebeurt waar het echt druk is. Tel daarbij op dat ploegleiders hun renners zo veel mogelijk pushen om voorop te rijden, dan kunnen die valpartijen haast niet uitblijven. Dat zou anders geregeld moeten worden, misschien wel door de audioverbinding tussen renners en de ploegleider weg te laten."

Zware valpartij in de derde etappe van de Tour de France

"De Tour is min of meer uit z'n jasje gescheurd. De afstand tussen de renners is kleiner geworden, er wordt harder gereden, er wordt meer risico genomen, er staan meer mensen langs het parcours te kijken. Dat zorgt ervoor dat het sneller mis kan gaan. Als het peloton kleiner is, wordt de kans op grote valpartijen automatisch ook kleiner."

"Er stond ook een lantaarnpaal in de berm waar de valpartij was. Stel je voor dat een renner daar met zijn hoofd tegenaan klapt. Dan sta je niet meer op. Bedenk je maar eens hoe hard 70 kilometer per uur is. Dat is in de auto al hard. Eigenlijk zouden renners moeten kunnen meedenken over het parcours, zodat vooraf al dingen kunnen worden aangepast."

Vorig jaar, tijdens de Ronde van Vlaanderen, werd nog maar eens pijnlijk duidelijk hoe hard renners eigenlijk gaan. En hoe dat ook gevaar kan opleveren voor het publiek. Toen klapte wielrenner Vansummeren vól op een vrouw uit het publiek.

De kunst van het vallen

De Tour knapt dus uit z'n voegen. Maar daar heb je als renner op de fiets niets aan: als je valt, dan val je. Maar hóe val je nu het 'veiligst'? We vroegen het Tonny Mulder. Hij gaf val-training aan Nederlandse BMX'ers voor die naar de Olympische Spelen gingen.

"Ik leerde bijvoorbeeld Jelle van Gorkom hoe hij het best kon vallen. Die jongen was zó hard gevallen, dat hij heel erg bang op de fiets zat. Na de trainingen die hij kreeg, zat 'ie weer veel zekerder op de fiets. Als je valt is het namelijk van belang dat je lichaam niet verstijft: alles dat verstijft, komt later in de problemen."

"Natuurlijk kom je er bij een valpartij in de meeste gevallen niet ongehavend vanaf, maar je kunt de schade wel beperken. Vanaf het moment dat er voor het eerst contact is met de grond, tot je stilligt, moet je zo lang mogelijk maken. Als je kunt, moet je doorrollen. Hoe langer je erover doet om tot stilstand te komen, hoe beter."

Maar niet iedereen weet hoe 'ie goed valt. "Dat vind ik dus zo gek", zegt Mulder. "Er worden honderdduizenden euro's uitgegeven aan die topploegen, maar er wordt amper aandacht besteed aan de grootste boosdoener: vallen. Ik zou de ploegen willen adviseren om te investeren in trainingen waarin renners leren hoe ze moeten vallen."

Deel artikel: