Steenrijke ondernemers in de techsector, ondanks corona

"Binnen twee jaar is mijn bedrijf een miljard waard, denk ik." Een boude uitspraak voor Günther Vogelpoel, bestuursvoorzitter van Recharge.com, een middelgroot bedrijf dat nu nog 'maar' een half miljard waard is. Hoe kan een onderneming in deze coronajaren zo zeker zijn van zulke groei?

Het is lang niet het enige bedrijf dat denkt de komende tijd spectaculair te zullen groeien. Ook Mitch Spelten van het softwarebedrijf Mews "hoopt dat we binnen een jaar of twee een miljard waard zijn".

Beide bedrijven hebben iets belangrijks gemeen: het zijn jonge ondernemingen in de technologiesector. En die bloeit in Nederland als nooit tevoren, ondanks corona. Of eigenlijk: dankzij corona.

Topjaar

De cijfers laten dat overtuigend zien. Het totaal aan geld dat in Nederlandse techbedrijven wordt gestopt neemt dit jaar een vlucht. In het eerste halfjaar is het bedrag al hoger dan het totaal in 2020:

Een snelle stijging dus, midden in een grote crisis. De logische verklaring: mensen werken massaal thuis, waardoor de vraag naar technologische toepassingen enorm groeit. "Voor de meeste bedrijven in de techsector heeft de pandemie eerder voordelen dan nadelen gehad", ziet econoom Mathijs Bouman.

Eenhoorns

Maar de sector groeit al langer. De laatste jaren heeft Nederland steeds meer techbedrijven die meer dan een miljard euro waard zijn, zogenoemde unicorns. Denk aan Thuisbezorgd of betaalbedrijven Adyen en Mollie. Vooral bedrijven "aan de achterkant van het internet" doen het in Nederland goed, zegt Bouman. "Software die je niet direct ziet en er bijvoorbeeld voor zorgt dat online-betalingen en -reserveringen goed lopen."

Een goed voorbeeld is het bedrijf van Vogelpoel, een digitaal platform om bel- en andere tegoeden op te laden. De onderneming, die ook unicorn-ambities heeft, groeide de laatste vier jaar van tien naar 150 medewerkers. De omzet gaat door het dak. "We zijn ongeveer een half miljard dollar waard, dat is veel per werknemer."

Zulke snelle groei is juist bij techbedrijven mogelijk omdat ze vooral online-diensten leveren. Vogelpoel: "Een technologiebedrijf is schaalbaar. Als je eenmaal iets verzonnen hebt dat werkt, kan je het heel makkelijk kopiëren in andere markten. We zitten in 180 landen."

Tommaso Barbugli herkent dat. Hij is medeoprichter van Stream, dat chatboxen maakt voor websites en apps. "We begonnen vijf jaar geleden met z'n tweeën en nu hebben we een team van 120 mensen. We mikken op 200 aan het einde van het jaar. Meer dan een miljard mensen gebruiken onze producten. Dus grote kans dat op jouw telefoon een app staat die ons gebruikt."

  • Nieuwsuur
    Mitch Spelten, Mews Systems
  • Nieuwsuur
    Tommaso Barbugli, Stream
  • Nieuwsuur
    Günther Vogelpoel, Recharge.com

Ook Spelten ziet de toekomst zonnig in voor zijn bedrijf Mews, dat software maakt voor hotels. "Met onze software kan een hotel zijn hele operatie beheren. Waar vier jaar terug nog een handvol hotels met ons product werkte, zitten we nu al op meer dan 2000 hotels."

'Nederlanders willen geen risico nemen'

Toch zijn niet alle techbedrijven succesverhalen. Helemaal niet zelfs. "Je gaat als start-up vrijwel zeker ten onder", zegt Barbugli. "Een tech-start-up runnen is als het repareren van een neerstortend vliegtuig. Zo moeilijk is het."

Een van de grootste obstakels is het vinden van genoeg investeerders. Bouman: "Hoe kom je als start-up met een leuk idee aan geld om echt door te groeien naar een internationaal dominerende partij? Daar heb je veel risicokapitaal voor nodig. Dus mensen met diepe zakken die ook bereid zijn af en toe nat te gaan."

Daardoor bleef de Nederlandse techsector lange tijd klein, zegt Bouman. "In Nederland zijn we heel behoudend met investeringen. We hebben geld genoeg maar steken het liever in veilige staatsobligaties."

Barbugli herkent dat. "Toen we begonnen was het heel lastig om genoeg investeringen te vinden." Zijn bedrijf besloot daarom al snel een vestiging te openen in Amerika. "In de VS kom je veel makkelijker dan in Europa aan geld voor je idee."

Ik ben heel slecht in rijk zijn.

Tommaso Barbugli, techondernemer

Ondanks dat tech nu wél booming is in Nederland, vindt de sector dat het ondernemingsklimaat nog best wat beter kan. En dat zit 'm niet alleen in geld. "Ik vind dat het onderwijs niet gericht is op de digitale toekomst", zegt Vogelpoel. "De afgelopen tien jaar heeft een revolutie plaatsgevonden in de wereld maar dat zie je nog op geen enkele manier terug in het onderwijs."

Daardoor blijft het lastig goed opgeleid ict-personeel te vinden. Dat terwijl Nederland veel baat zou hebben bij een grote techsector, meent Bouman. "De grote niet-duurzame, verouderde industrie moet vervangen worden door vitale bedrijven. En die komen uit de techsector. Als we niet meedoen, verliezen we onze voorsprong."

Zakken geld

Voorlopig is Nederland nog geen Silicon Polder. Toch, zegt Bouman, "begint het steeds meer ergens op te lijken met zakken geld die geïnvesteerd worden en start-ups die flink cashen".

De bedrijven van Barbugli, Spelten en Vogelpoel hebben daar al flink van kunnen profiteren. Als hij z'n bedrijf verkoopt, zou Barbugli er een flink bedrag aan over houden, erkent hij. "Maar ik ben heel slecht in rijk zijn. Ik heb geen dure hobby's en houd niet van snelle auto's, boten of vliegtuigen. Ik doe dit voor de uitdaging."

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl