Een eeuw nadat Suze Groeneweg als eerste vrouw in de Tweede Kamer werd gekozen, is de verhouding tussen mannen en vrouwen in de Nederlandse politiek nog steeds niet gelijk.
"Vijftig procent zou veel beter zijn", reageert Hanske Evenhuis-van Essen, de eerste voorzitter van het -inmiddels ter ziele- Kamerbreed Vrouwenoverleg. "Maar ik heb de indruk dat vrouwen het tegenwoordig prima vinden zoals het is. En over emancipatie nauwelijks hun mond meer open doen."
In de Tweede Kamer is anno 2018 krap een derde vrouw, en in de Eerste Kamer gaat het om 35 procent. Veel te weinig, aldus de 96-jarige Evenhuis-van Essen. Zij zat vanaf 1977 tot 1986 in de Tweede Kamer voor het CDA.
"Maar Suze Groeneweg zou trots op dat percentage zijn geweest", denkt Leontine Kuijvenhoven, de achternicht van Groeneweg. "Voor mijn oudtante zou het misschien niet nodig zijn geweest om die 50 procent te halen. Maar zij keek natuurlijk met de blik van die tijd. Suze kwam erg op voor het gezin, en wilde vooral de vrouwen die zwaar werden belast, ontlasten."
Kiesrecht voor vrouwen
Groeneweg werd in 1903 lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en werd 11 jaar later in het partijbestuur gekozen. Na de grondwetswijziging van 1917, waardoor vrouwen passief kiesrecht kregen, werd ze op 3 juli 1918 als eerste vrouw in de Tweede Kamer gekozen.
"Suze was een felle tante; ze had haar antwoord altijd klaar. Ze was een revolutionair type", zegt Kuijvenhoven. "Mijn oudtante kwam op voor de arbeidersvrouwen, niet voor zichzelf. Ze kwam op voor vrouwen die geen kansen hadden. Vrouwen die vreselijk hard moesten werken in fabrieken en mijnen en die ondertussen ook nog gezinnen moesten runnen."
Groeneweg had weinig op met vrouwenorganisaties en feministen. Die zorgden ervoor dat de 'ongelijkwaardigheid tussen man en vrouw' werd benadrukt, zo geloofde zij. En ze vond het effectiever als ze samen met mannen haar idealen kon bereiken.
Plots zaten wij daar met allemaal vrouwen aan een tafel te eten. Dat was ongewoon.
Voormalig CDA-Kamerlid Evenhuis-Van Essen herkent zich daar wel in. Zo is zij nooit voorstander geweest van een Vrouwenpartij, zoals Joke Smit in 1977 opperde. Maar het voormalige CDA-Kamerlid vond het wel verstandig dat vrouwen hun krachten bundelden in de politiek.
Daarom werd Evenhuis-Van Essen in 1981 de eerste voorzitter van het Kamerbreed Vrouwenoverleg. "Zo verzamelden wij goede argumenten, zodat we een tactiek hadden om wetsvoorstellen die vrouwen aangingen erdoor te krijgen of juist tegen te houden."
Het overleg zorgde voor verbazing bij mannelijke Kamerleden, vertelt de oud-politica. "In de Rooksalon had iedere partij een eigen tafel en plots zaten wij daar met vrouwen van alle gezindten aan een tafel te eten. Dat was ongewoon."
Sommigen waren er bang voor, en zagen de club als een vrouwencomplot. Anderen waren meer ruimdenkend. "Lubbers was in 1981 fractievoorzitter. Toen ik werd gevraagd als voorzitter en ik dat aan hem voorlegde, zei hij: "Als jij zo'n beraad nodig vindt, doe het dan".
Pionier
Voor Evenhuis-van Essen is Groeneweg een voorbeeld geweest. "Zij liet zien dat men geen genoegen moest nemen met de onderdanigheid van de vrouw aan de man."
Groeneweg was een ware pionier. Ze was niet alleen het eerste vrouwelijke Kamerlid, maar ook het eerste vrouwelijke gemeenteraadslid (1919), het eerste vrouwelijke Statenlid en de eerste vrouw die werd benoemd tot ambtenaar van de burgerlijke stand (1931). En dan kwam er dankzij haar steun ook nog eens een wetswijziging in 1930, zodat ook vrouwen burgemeester konden worden.
Anno 2018 lijken zulke grote stappen ver weg. Nederland kent nog steeds geen vrouwelijke premier, en minister-president Rutte zei na de verkiezingen onomwonden dat hij geen geschikte vrouwen kon vinden voor Rutte III.
"Hij heeft gewoon niet goed genoeg gezocht", schampert Evenhuis-van Essen. Zij vindt het hoog tijd voor een vrouwelijke premier en helemaal voor meer vrouwelijke lijsttrekkers. "Maar dan moeten vrouwen voor zwaardere portefeuilles gaan en geen zachte portefeuilles meer kiezen of accepteren. Ook moeten ze bereid zijn om deskundigheid op te bouwen."
Elke generatie moet zijn eigen keuzes maken, zegt Evenhuis-van Essen erbij. "Het is hun verantwoordelijkheid. En hun wereld."
