Hans Modrow, laatste communistische premier van de DDR, overleden
Hans Modrow, de laatste communistische premier van de DDR, is op 95-jarige leeftijd overleden. Vier dagen na de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 was hij door de SED (Sozialistische Einheitspartei Deutschlands) tot premier benoemd, in de hoop dat hij hij de partij ging vernieuwen en het land een nieuwe toekomst zou geven.
Daar kwam niets van terecht: op 18 maart 1990 verloren de communisten de eerste vrije verkiezingen ooit in Oost-Duitsland en moest Modrow het veld ruimen voor Lothar de Maizière, de CDU-politicus die als laatste premier van de DDR de geschiedenis zou ingaan.
In de vijf maanden dat Modrow premier was, probeerde hij nog een deel van het 'DDR-gedachtengoed' te redden. In het snel groeiende besef dat de hereniging met het westen van Duitsland onafwendbaar was, eiste hij in de eerste verkennende gesprekken met de regering van Helmut Kohl onder meer dat het nieuwe Duitsland militair neutraal zou zijn.
Tegelijk stond hij mede aan de basis van de zogenoemde Treuhandanstalt, het omstreden agentschap dat Oost-Duitse staatsondernemingen privatiseerde en probeerde klaar te stomen voor de vrije markteconomie van het Westen.
Modrow introduceerde ook de wet waarmee grond- en huiseigenaren die na de Tweede Wereldoorlog door de communisten waren onteigend, hun grond tegen een gunstige prijs konden terugkopen. Die wet kreeg ook zijn naam: de Modrow-wet.
Hereniging
Op 3 oktober 1990 gingen Oost- en West-Duitsland samen en was de hereniging een feit. De DDR, opgericht in 1949 in het door de Sovjet-Unie bezette deel van het verslagen Duitsland, bestond krap 41 jaar.
Na de hereniging bleef Modrow politiek actief. Hij zat een paar jaar in de Bondsdag voor de socialistische PDS (de opvolger van de SED) en was ook lid van het Europees Parlement. Hij was kritisch over de snelheid waarmee beide Duitslanden waren samengevoegd. In talloze interviews stelde Modrow dat de DDR op een eenzijdige manier als 'onrechtstaat' was weggezet.